JWB 2012/84
Art. 3 lid 4 WTBZ
HR 10-02-2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3556
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 februari 2012
- Zaaknummer
11/04067
- LJN
BX9022
- Vakgebied(en)
Recht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BX9022, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BX9022, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑11‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BV3556, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑02‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BV3556, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑01‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑09‑2011
- Wetingang
Art. 3 lid 4 WTBZ
Essentie
Art. 3 lid 4 WTBZ
Samenvatting
Casus
De verzoeker tot cassatie heeft cassatieberoep bij verzoekschrift van 7 september 2011 ingesteld. Het griffierecht is op 10 oktober 2011 betaald, derhalve in beginsel te laat, aangezien het griffierecht reeds op 5 oktober 2011 had moeten worden betaald.
Rechtsvraag
In cassatie staat de ontvankelijkheid van het cassatieberoep centraal.
Beslissing
De Hoge Raad overweegt met een beroep op zijn arrest van 4 november 2011 (LJN BU3348, J@ 2011-528) dat een verwarringwekkende informatie van de zijde van de gerechtelijke administratie voor de rekening van de rechterlijke instantie komt. De toepassing van de sanctie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.