WR 2021/5
Woonruimte – tekortkoming: hoofdverblijf; woonstede; huurster als mantelzorger vaak bij zieke partner in andere woning
Hof Arnhem-Leeuwarden 04-08-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6178
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
4 augustus 2020
- Magistraten
Mrs. H. de Hek, D.H. de Witte, J.M. Rowel-van der Linde
- Zaaknummer
200.175.438/01
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Algemeen
Huurrecht / Huur van woonruimte
Huurrecht / Verplichtingen huurder en verhuurder
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHARL:2020:6178, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 04‑08‑2020
ECLI:NL:GHARL:2020:1323, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 18‑02‑2020
ECLI:NL:GHARL:2018:731, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 23‑01‑2018
ECLI:NL:GHARL:2017:6591, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 01‑08‑2017
- Wetingang
Art. 7:213 BW
Essentie
Woonruimte – tekortkoming: hoofdverblijf; woonstede; huurster als mantelzorger vaak bij zieke partner in andere woning
Samenvatting
Huurster verblijft in verband met mantelzorg van haar LAT-partner in 2015 slechts sporadisch en daarna gedurende ongeveer de helft van de tijd in de door haar van verhuurster gehuurde woning. Huurster schiet in dit geval echter niet tekort in haar verplichting het gehuurde zelf te bewonen en er haar hoofdverblijf te hebben, zoals het huurreglement voorschrijft. Verhuurster heeft onvoldoende onderbouwd dat huurster minder vaak in de woning heeft verbleven dan huurster zelf, onderbouwd, heeft aangegeven. In de betreffende bepaling van het huurreglement wordt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.