RFR 2022/54
Familieprocesrecht. Heeft de rechtbank gehandeld in strijd met art. 30p Rv bij het doen van een uitspraak in een Wvggz-zaak?
HR 21-01-2022, ECLI:NL:HR:2022:58
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 januari 2022
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/04118
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS644534:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Bestuursprocesrecht / Beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:58, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑01‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1110, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑10‑2021
- Wetingang
Art. 30p Rv
Essentie
Familieprocesrecht.
Heeft de rechtbank gehandeld in strijd met art. 30p Rv bij het doen van een uitspraak in een Wvggz-zaak?
Samenvatting
In deze zaak heeft de officier van justitie verzocht een zorgmachtiging op grond van de Wvggz ten aanzien van betrokkene te verlenen. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op vrijdag 2 juli 2021. In de aantekeningen van de griffier die als bijlage bij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling zijn gevoegd, is vermeld: “Rechter: er is veel gezegd. Ik moet er even over nadenken. Er kan dinsdag vanaf 15.00 uur gebeld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.