Het proces-verbaal van relaas, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegdeverbalisanten, opgenomen op pagina 46 tot en met 55 van het einddossier 09P0379 (deelonderzoek witwassen [verdachte]).
Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-11-2013, nr. 21-004848-11
ECLI:NL:GHARL:2013:8479, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
08-11-2013
- Zaaknummer
21-004848-11
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:8479, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 08‑11‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3069, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 08‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Ontnemingsvordering ter zake van witwassen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004848-11
Uitspraak d.d.: 8 november 2013
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 25 november 2011 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 16-710698-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De veroordeelde en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 september 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door veroordeelde en zijn raadsman, mr J.G. Kabalt, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Vordering
De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 196.623,18 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag. In de conclusie van repliek heeft de officier van justitie aangegeven dat hij van mening is dat het bedrag van € 7.790,00 (Rolex) en het bedrag van € 60.000,00 (lening opa) in mindering moeten worden gebracht op dit bedrag. De vordering van de officier van justitie ter terechtzitting strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 128.833,18 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 158.833,18 en dat aan veroordeelde wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 8 november 2013 (parketnummer 21-003437-11) veroordeeld tot straf terzake van.
1.opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
2.
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 79.053,18. Het hof komt als volgt tot deze schatting.
Bij de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet
worden geschat volgt het hof de berekening zoals deze is gemaakt in het proces-verbaal
van relaas1.. De gegevens uit dit proces-verbaal zijn, voor zover deze door het hof worden overgenomen, gecontroleerd en juist bevonden aan de hand van de daaraan ten grondslag liggende en zich in het dossier bevindende stukken.
Het hof volgt de berekening in het bovengenoemde proces-verbaal niet op alle punten. In de eerste plaats is het hof met de rechtbank en de verdediging van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat veroordeelde de aangetroffen hasj heeft gefinancierd met uit misdrijf verkregen geld. Veroordeelde heeft verklaard dat hij die hasj heeft gestolen en deze probeerde te verkopen. In het dossier zitten aanwijzingen die de stelling van de veroordeelde bevestigen.
In de tweede plaats is het hof eveneens met de rechtbank en de verdediging van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat het aangetroffen horloge gefinancierd is met uit misdrijf verkregen geld. Het hof zal daarom de contante uitgaven (berekend aan de hand van de contantbonnen) bepalen op € 6.924,56 .
Het hof ziet anders dan door de verdediging naar voren is gebracht en de rechtbank heeft bepaald geen reden om het bedrag dat veroordeelde van zijn opa zou hebben ontvangen (€ 60.000) in mindering te brengen. Veroordeelde heeft ter zitting van het hof op 27 september 2013 verklaard dat hij in 2009 nog € 30.000 over had van het ontvangen bedrag. Het hof ziet geen aanleiding dit bedrag in mindering te brengen op de hieronder genoemde posten.
Veroordeelde had namelijk in die periode nauwelijks (andere) legale inkomsten, terwijl de hieronder genoemde posten niet zien op alle uitgaven die veroordeelde in die periode ook heeft of moet hebben gedaan, zoals uitgaven voor brandstof voor zijn auto, consumpties en reizen.
Hoewel het hof veroordeelde niet heeft veroordeeld voor het witwassen van het in zijn woning aangetroffen geld en het geld dat hij op de bankrekening heeft gestort, neemt het hof deze bedragen wel mee bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat het hof er van uit gaat dat veroordeelde dat geld door middel van de verkoop van drugs heeft verdiend en dus wederrechtelijk heeft verkregen.
Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Aangetroffen geld
Doorzoeking, euro € 11.500,00
Doorzoeking, buitenlandse valuta (omgerekend in euro) € 108,62
Contante stortingen/opnamen bankrekening € 28.020,00
Moneytransfer € 2.000,00
Aangetroffen contantbonnen (zonder Rolex) € 6.924,56
Volkswagen Golf [kenteken] € 9.500,00
Volkswagen Golf [kenteken] € 21.000,00
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 79.053,18
De verplichting tot betaling aan de Staat
Gelet op de ter terechtzitting naar voren gekomen persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, met name zijn draagkracht, acht het hof geen gronden aanwezig om het door de veroordeelde te betalen bedrag lager vast te stellen dan het geschatte bedrag. Het hof gaat er daar bij van uit dat redelijkerwijs te verwachten is dat de veroordeelde, gelet op zijn leeftijd en zijn verdiencapaciteit, in de toekomst in staat zal zijn om aan de verplichting tot betaling aan de Staat te voldoen.
Op grond daarvan zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op 79.053,- euro.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 79.053,00 (negenenzeventigduizend drieënvijftig euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 79.053,00 (negenenzeventigduizend drieënvijftig euro).
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr J.D. den Hartog en mr M.J. Stolwerk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr A.B. de Wit, griffier,
en op 8 november 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑11‑2013