RAV 2015/72
Schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Kan schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid ook volgen uit feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan ná verrichting van een rechtshandeling?
HR 24-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:1119
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 april 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, G. Snijders, G. de Groot, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/00569
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS921506:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1119, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑04‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:49, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 30‑01‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑01‑2014
- Wetingang
Art. 3:61 BW
Essentie
Vertegenwoordiging. Schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Spelen feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan ná verrichting van een rechtshandeling door een pseudovertegenwoordiger ook een rol bij het bepalen van de toerekenbare schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid?
Samenvatting
Op 9 november 2009 sluiten eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten een vaststellingsovereenkomst. Ambtenaar Deuzeman tekent de overeenkomst namens het college. Op grond van deze overeenkomst zullen partijen bindend advies vragen over schade die eiser heeft geleden. Na het advies is de gemeente weigerachtig te betalen. Daarop wordt de gemeente in kort geding veroordeeld tot betaling van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.