NJB 2014/1143
Eisen aan bewezenverklaring: wanneer de rechter zich in een nadere overweging beroept op bepaalde feiten of omstandigheden die door hem redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, moeten deze zijn vervat in de gebezigde bewijsmiddelen. Indien zij niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld, moet de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden aanduiden, en (b) het wettige bewijsmiddel aangeven waaraan deze zijn ontleend. Feiten of omstandigheden en verklaringen die de rechter in zijn nadere overweging onaannemelijk dan wel ongeloofwaardig acht, behoren niet te worden opgenomen onder de bewijsmiddelen. In casu een onderdeel van de verklaring van de verdachte dat niet redengevend is voor de bewezenverklaring aldus ten onrechte onder de bewijsmiddelen opgenomen. Cassatieklacht over ten onrechte onder de bewijsmiddelen opgenomen feiten of omstandigheden dan wel verklaringen: zodanige klacht leidt in cassatie niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak omdat de verdachte onvoldoende rechtens te respecteren belang bij zodanige vernietiging heeft (vergelijk inzake 80a RO het arrest HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146, NJ 2013/241, r.o. 2.2.5
HR 20-05-2014, ECLI:NL:HR:2014:1167
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 mei 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
12/03614
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1167, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑05‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:411, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑03‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑02‑2013
- Wetingang
(Sv art. 359)
Essentie
Eisen aan bewezenverklaring: wanneer de rechter zich in een nadere overweging beroept op bepaalde feiten of omstandigheden die door hem redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, moeten deze zijn vervat in de gebezigde bewijsmiddelen. Indien zij niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld, moet de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden aanduiden, en (b) het wettige bewijsmiddel aangeven waaraan deze zijn ontleend. Feiten of omstandigheden en verklaringen die de rechter in zijn nadere overweging onaannemelijk dan wel ongeloofwaardig acht, behoren niet te worden opgenomen onder de bewijsmiddelen. In casu een onderdeel van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.