Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming
Einde inhoudsopgave
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/:Verhandeling
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/
Verhandeling
Documentgegevens:
Dr. R.H. Happé, datum 06-11-2000
- Datum
06-11-2000
- Auteur
Dr. R.H. Happé
- JCDI
JCDI:ADS397316:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Sommige van de voorrangsregels van het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur zijn de uitdrukking van het formele gelijkheidsbeginsel, andere van het materiële gelijkheidsbeginsel.1 De voorrangsregel van het begunstigende gepubliceerde beleid behoort tot de laatste categorie. Veel van wat bij deze voorrangsregel is gezegd, geldt ook voor de toets van algemeen verbindende voorschriften aan het gelijkheidsbeginsel. De reden hiervan is dat de methode van rechtsvinding bij beide soorten regels, beleidsregels en algemeen verbindende voorschriften, in principe gelijk is. Ik heb in dat verband gesproken van het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijke regelgeving.2 In dit afsluitende deel richt ik de aandacht in het bijzonder op de betekenis van het materiële gelijkheidsbeginsel voor de algemeen verbindende voorschriften Ik belicht een aantal aspecten welke bij de behandeling van de voorrangsregel van het begunstigende gepubliceerde beleid niet of minder aan de orde zijn gekomen. Hiermee worden twee doelstellingen gediend. Ten eerste wordt hierdoor het beeld van de toepassing van het gelijkheidsbeginsel bij de algemeen verbindende voorschriften vollediger en evenwichtiger. De tweede doelstelling is dat op deze wijze enige aspecten van het gelijkheidsbeginsel naar voren komen die ook van belang zijn voor de voorrangsregel van het begunstigende gepubliceerde beleid. Op sommige punten heeft de Hoge Raad zich wel uitgelaten op het vlak van de algemeen verbindende voorschriften, maar niet op het vlak van de beleidsregels. Soms betekent dit dat ook een verschil in karakter zichtbaar wordt. Zo heeft de Hoge Raad een genuanceerd leerstuk ontwikkeld ten aanzien van de vraag wat hem te doen staat als hij eenmaal een schending van het gelijkheidsbeginsel heeft geconstateerd. Dergelijke verschillen hangen samen met het verschil in context van de algemeen verbindende voorschriften enerzijds en de beleidsregels anderzijds.
In het vervolg geef ik eerst een korte schets van de geschiedenis van de toetsing van algemeen verbindende voorschriften aan het gelijkheidsbeginsel. Deze geschiedenis vangt aan in dezelfde periode waarin de eerste arresten van de Hoge Raad ten aanzien van de voorrangsregel van het begunstigende gepubliceerde beleid verschijnen. Vervolgens laat ik door middel van een schema de gemeenschappelijke structuur van de methode van rechtsvinding op het niveau van beleidsregels en algemeen verbindende voorschriften tot uitdrukking komen. Daarna passeren enige bijzondere aspecten van de rechtspraak van de Hoge Raad bij de algemeen verbindende voorschriften de revue. Deze zijn het vereiste van de overduidelijke onevenredigheid bij de ongelijke behandeling van ongelijke gevallen; de indirecte discriminatie en de vraag naar de taak van de rechter als een schending van het gelijkheidsbeginsel is geconstateerd. Afgesloten wordt met een bijzondere vorm van relatieve rechtstreekse werking, die in wezen neerkomt op een negeren van het gelijkheidsbeginsel door de rechter. Dit doet zich voor als de wetgever zelf al nieuwe wetgeving ter hand heeft genomen.