NJB 2020/588
Recht op hoger beroep, art. 14 lid 5 IVBPR: is het ontbreken van de mogelijkheid van een nieuwe feitelijke behandeling van de zaak door een hogere rechter, ingeval na een vrijspraak in eerste aanleg in hoger beroep alsnog een veroordeling volgt, in strijd met deze bepaling? Nee. Art. 14 lid 5 IVBPR staat niet in de weg aan het bestaande cassatiestelsel, waarin de beoordeling door de Hoge Raad mede betrekking heeft op de bewijsvoering van het gerechtshof
HR 18-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:285
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 februari 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers en M.T. Boerlage
- Zaaknummer
19/00690
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:285, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1252, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑06‑2019
- Wetingang
(art. 14 IVBPR)
Essentie
Recht op hoger beroep, art. 14 lid 5 IVBPR: is het ontbreken van de mogelijkheid van een nieuwe feitelijke behandeling van de zaak door een hogere rechter, ingeval na een vrijspraak in eerste aanleg in hoger beroep alsnog een veroordeling volgt, in strijd met deze bepaling? Nee. Art. 14 lid 5 IVBPR staat niet in de weg aan het bestaande cassatiestelsel, waarin de beoordeling door de Hoge Raad mede betrekking heeft op de bewijsvoering van het gerechtshof
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is in eerste aanleg door de Rechtbank vrijgesproken van de aan hem in deze ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.