Alle omstandigheden van het geval
Einde inhoudsopgave
Alle omstandigheden van het geval (O&R nr. 77) 2013/1.5.3:1.5.3 Het belang van het onderscheid
Alle omstandigheden van het geval (O&R nr. 77) 2013/1.5.3
1.5.3 Het belang van het onderscheid
Documentgegevens:
mr. P.T.J. Wolters, datum 01-03-2013
- Datum
01-03-2013
- Auteur
mr. P.T.J. Wolters
- JCDI
JCDI:ADS298554:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Toch is de indeling in de zes hoofdcategorieën wel degelijk van belang. De verschillende benaderingswijzen leiden tot een overlap tussen de verschillende factoren. Deze overlap maakt het mogelijk om enkele factoren te schrappen en niet te behandelen. Een systematisch overzicht van de omstandigheden die de werking van de redelijkheid en billijkheid beïnvloeden, is echter niet compleet zonder de behandeling van al deze overlappende factoren. De factoren zijn immers niet willekeurig gekozen. Zij zijn ontleend aan de wet, de literatuur en de jurisprudentie.1 De indeling in de zes hoofdcategorieën doet recht aan deze bronnen. Zij laat zien dat de relevantie van een concrete omstandigheid op verschillende manieren kan worden benaderd. Zij verduidelijkt waarom verschillende bronnen andere relevante omstandigheden noemen bij hetzelfde of een vergelijkbaar feitencomplex. In het voorbeeld uit § 1.5.2 kan de eiser over ‘normen’ spreken, de gedaagde over ‘de verhouding tussen de partijen bij een rechtsbetrekking’, de rechtbank over ‘evenwicht’ en het Hof over ‘kenmerken van de partijen bij een rechtsbetrekking’. Toch spreken zij over dezelfde relevante concrete omstandigheid. De indeling in zes hoofdcategorieën verkleint de onduidelijkheid. Zij stelt de deelnemers aan het rechtsverkeer in staat om elkaar te begrijpen.
Het onderscheid tussen de verschillende benaderingswijzen verduidelijkt daarnaast de rol van individuele factoren. De invloed van een factor op de werking van de redelijkheid en billijkheid is dikwijls afhankelijk van andere factoren, al dan niet uit een andere benaderingswijze. Abas stelt bijvoorbeeld dat een beroep op een prestatie onredelijk is als de omstandigheden zó anders (cursivering Abas) zijn dat zij een gegronde reden opleveren om nakoming te weigeren.2 Deze benadering sluit aan bij de hoofdcategorie ‘gedragingen en gebeurtenissen’. Zij legt de nadruk op veranderende omstandigheden, en dus op de factor ‘gebeurtenissen die onafhankelijk van de betrokken partijen optreden’.3 Het criterium van Abas maakt op zichzelf weinig duidelijk. Wanneer leveren veranderende omstandigheden een gegronde reden op? Abas beantwoordt deze vraag vanuit de benaderingswijze ‘belangen’. Een beroep op een prestatie is onredelijk als nakoming tot een onbillijke benadeling van de debiteur zou leiden. De factor ‘omvang belang’ beïnvloedt de invloed van de factor ‘gebeurtenissen die onafhankelijk van de betrokken partijen optreden’.4
Het onderscheid tussen de zes hoofdcategorieën verduidelijkt de werking van de redelijkheid en billijkheid. Het verduidelijkt waarom verschillende bronnen bij hetzelfde of een vergelijkbaar feitencomplex over andere omstandigheden van het geval spreken. Daarbij verduidelijkt het de betekenis van individuele factoren. Deze voordelen gelden allereerst in een nationale context. Het onderscheid verduidelijkt de werking van de redelijkheid en billijkheid in het Nederlandse recht. De voordelen gelden daarnaast in een internationaal of rechtsvergelijkend kader. Omstandigheden die in Nederland bij een bepaalde hoofdcategorie horen, kunnen in een ander rechtsstelsel op een andere wijze worden benaderd. Het onderscheid tussen de zes hoofdcategorieën laat zien dat dergelijke verschillen niet onoverbrugbaar zijn. De verschillende factoren kunnen immers worden ‘vertaald’ in een factor die bij een andere benaderingswijze past. Op deze manier kan worden verduidelijkt dat het recht in de verschillende rechtsstelsels afhankelijk is van dezelfde omstandigheden.
Ik geef een voorbeeld. Verschillende rechtsstelsels kennen het leerstuk ‘misbruik van recht’. Lenaerts definieert misbruik van recht als “the exercise of a person’s rights in an manner which is unreasonable, with consequent harm to another, whether there was an intent to harm or mere carelessness or indifference as to harm resulting”.5 Zij benadert misbruik van recht vanuit de hoofdcategorie ‘gedragingen en gebeurtenissen’. Zij legt de nadruk op de uitoefening van het recht.
Hier verschilt het Nederlandse recht van sommige andere rechtsstelsels. In België en Frankrijk kan de redelijkheid en billijkheid een rechtsbetrekking alleen beperken als er sprake is van misbruik van recht.6 Met andere woorden: slechts factoren die vallen onder de categorie ‘gedragingen en gebeurtenissen’ kunnen tot een beperking van de rechtsbetrekking leiden.
In Nederland kunnen alle omstandigheden van het geval tot een beperking van de rechtsbetrekking leiden. In België en Frankrijk leidt slechts misbruik van recht tot een dergelijke beperking. Dit lijkt een groot verschil. Uit § 3.2 blijkt echter dat iedere omstandigheid in een gedraging kan worden vertaald. De nadruk op misbruik van recht hoeft dus niet te leiden tot de uitsluiting van andere relevante omstandigheden.