Einde inhoudsopgave
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 46n [Uitkering bij ontslag]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
25-05-2022, Stb. 2022, 208 (uitgifte: 08-06-2022, kamerstukken: 36006)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Ingeval van een ontslag ingevolge de artikelen 46ca, eerste lid, onderdeel d, 46ka, 46l of 46m, onderdelen a, b en c, kan de Hoge Raad een voorziening treffen onderscheidenlijk kan bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister een voorziening worden getroffen waarbij de rechterlijk ambtenaar een uitkering wordt verleend die naar het oordeel van de Hoge Raad onderscheidenlijk Onze Minister met het oog op de omstandigheden redelijk is te achten.
2.
De uitkering is ten hoogste gelijk aan het voor de rechterlijk ambtenaar geldende totaal van uitkeringen berekend op basis van de Werkloosheidswet en het krachtens artikel 1ab bepaalde ter zake van voorzieningen in geval van werkloosheid, als ware als gevolg van het ontslag geen sprake van verwijtbare werkloosheid als bedoeld in artikel 24 van de Werkloosheidswet.
3.
Op de uitkering zijn voor het overige de Werkloosheidswet en het krachtens artikel 1ab bepaalde ter zake van voorzieningen in geval van werkloosheid van overeenkomstige toepassing.
4.
Indien de rechterlijk ambtenaar ter zake van hetzelfde ontslag recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet of het krachtens artikel 1ab bepaalde ter zake van voorzieningen in geval van werkloosheid, vervalt de door de Hoge Raad of bij koninklijk besluit toegekende uitkering.