Besluit 2000/365/EG betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 02-06-2000
- Bronpublicatie:
29-05-2000, PbEG 2000, L 131 (uitgifte: 01-06-2000, regelingnummer: 2000/365/EG)
- Inwerkingtreding
02-06-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-2000, PbEG 2000, L 131 (uitgifte: 01-06-2000, regelingnummer: 2000/365/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Douane (V)
Besluit van de Raad van 29 mei 2000, betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op artikel 4 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, (hierna te noemen het ‘Schengenprotocol’),
Gezien het verzoek dat de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland in haar aan de voorzitter van de Raad gerichte brieven van 20 mei 1999, 9 juli 1999 en 6 oktober 1999 heeft gedaan te mogen deelnemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis, genoemd in die brieven,
Gezien het advies van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 juli 1999 over dat verzoek,
Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland een bijzondere positie heeft met betrekking tot de aangelegenheden die onder titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, zoals erkend in het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland en het Protocol betreffende de toepassing van bepaalde aspecten van artikel 14 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, bij het Verdrag van Amsterdam gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;
Overwegende dat het Schengenacquis is opgevat en functioneert als een samenhangend geheel dat ten volle moet worden aanvaard en toegepast door alle staten die het beginsel van de afschaffing van personencontroles aan hun gemeenschappelijke grenzen onderschrijven;
Overwegende dat het Schengenprotocol voorziet in de mogelijkheid voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis deel te nemen, gezien de genoemde bijzondere positie van het Verenigd Koninkrijk;
Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk de verplichtingen op zich zal nemen welke voor een lidstaat voortvloeien uit de in dit besluit opgesomde artikelen van de Schengenovereenkomst van 1990;
Overwegende dat, gezien de bovengenoemde bijzondere positie van het Verenigd Koninkrijk, de bepalingen van de Overeenkomst van Schengen van 1990 betreffende grenzen van toepassing zijn noch op het Verenigd Koninkrijk noch op de in artikel 5 genoemde gebieden;
Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk en Gibraltar deze artikelen zullen toepassen, rekening houdend met de in de artikelen 26 en 27 van de Schengenovereenkomst van 1990 genoemde ernstige feiten;
Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk heeft verzocht deel te mogen nemen aan alle bepalingen van het Schengenacquis die verband houden met de oprichting en de werking van het Schengeninformatiesysteem (hierna het ‘SIS’ genoemd), behoudens wat betreft de bepalingen die verband houden met de in artikel 96 van de Schengenovereenkomst van 1990 genoemde signaleringen en de overige met die signaleringen verband houdende bepalingen;
Overwegende dat de Raad van oordeel is dat bij een gedeeltelijke deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan het Schengenacquis de samenhang van de thematische gebieden die het geheel van dit acquis vormen in acht moet worden genomen;
Overwegende dat de Raad derhalve het recht van het Verenigd Koninkrijk erkent om, overeenkomstig artikel 4 van het Schengenprotocol, een verzoek te doen om gedeeltelijk te mogen deelnemen, maar er tegelijk op wijst dat gelet moet worden op de gevolgen van die deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan de bepalingen die verband houden met de oprichting en de werking van het SIS voor de uitlegging van de andere bepalingen van het Schengenacquis en voor de financiële implicaties daarvan;
Overwegende dat het Gemengd Comité, ingesteld krachtens artikel 3 van de Overeenkomst gesloten door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (1), op de hoogte is gebracht van de voorbereiding van dit besluit overeenkomstig artikel 5 van die overeenkomst,
BESLUIT:
Voetnoten
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.