Rb. Zwolle-Lelystad, 20-02-2012, nr. 194682/FT-RK 12.210
ECLI:NL:RBZLY:2012:BV6417
- Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum
20-02-2012
- Zaaknummer
194682/FT-RK 12.210
- LJN
BV6417
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2012:BV6417, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 20‑02‑2012; (Verzet)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHLEE:2012:BW0240, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 20‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Ongegrondverklaring van verzet tegen faillissement. Verzoeker verkeert, ook nadat de aanvrager van het faillissement is voldaan nog steeds in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen.
Partij(en)
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
rekestnr.: 194682/FT-RK 12.210
vonnis van de enkelvoudige civiele kamer d.d. 20 februari 2012
Op 2 februari 2012 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1949 te [plaats],
(voorheen) wonende te [adres] [plaats],
thans wonende te [plaats] ([land]),
verzoeker,
advocaat mr. J.H. Fellinger,
strekkende tot vernietiging van de faillietverklaring, uitgesproken op verzoek van:
[A] Advocaten,
gevestigd te [plaats],
verweerster,
advocaat mr. N.M.K. Damen.
Het procesverloop
Bij vonnis van 25 januari 2012 van deze rechtbank is verzoeker bij verstek in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. H. Vegter tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. L.T. Lonis, advocaat te Lelystad, tot curator.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de overige stukken, waaronder:
- -
een verslag van 3 februari 2012 van mr. L.T. Lonis;
- -
een brief van 14 februari 2012 van mr. [B];
- -
een brief van 16 februari 2012 van mr. L.T. Lonis;
- -
een brief van 17 februari 2012 van mr. L.T. Lonis;
- -
een brief van 20 februari 2012 van mr. J.L. Fellinger.
Ter terechtzitting van 6 februari 2012 zijn verzoeker, bijgestaan door mr. J.H. Fellinger, curator mr. L.T. Lonis en namens verweerster, mr. [B] verschenen.
Motivering
Het verzoekschrift is tijdig ingediend; verzoeker is conform artikel 10 aanhef en onder lid 1 van de Faillissementswet (hierna: Fw) in zijn verzoek ontvankelijk.
Verweer
Verzoeker stelt dat hij niet tijdig kennis heeft kunnen nemen van het faillissementsverzoek dan na de uitspraak op 25 januari 2012, omdat hij zich omstreeks 16 december 2011 heeft doen uitschrijven uit de basisadministratie van [plaats] en naar [land] is geëmigreerd. Volgens verzoeker had de vordering van verweerster voorafgaand aan de behandeling van het verzoek, via een derde, volledig kunnen worden voldaan. Indien de vordering alsnog volledig wordt voldaan wil verweerster ook meewerken aan het terugdraaien van het faillissement. Uit de brief van 14 februari 2012 van verweerster is gebleken dat de vordering na de behandeling van het verzetschrift volledig is voldaan. Hieruit blijkt eveneens dat verweerster geen belang meer heeft bij voortzetting van het faillissement.
Voorts stelt verzoeker dat de partij die als steunvordering wordt aangemerkt, [C], geen toestemming heeft gegeven om haar restantvordering als steunvordering te gebruiken. Een faillissement brengt de door haar getroffen regeling in ieder geval het verhaal voor het restant in gevaar. [C] wil dit faillissement dus uitdrukkelijk niet. De andere steunvordering, te weten de vordering van Rochdale. Van deze vordering kan verzoeker melden dat daarover al jaren een lopende gerechtelijke procedure wordt gevoerd, waarin nog steeds geen inhoudelijk (tussen) vonnis is gewezen. Het betreft een uiterst gecompliceerde zaak, die op geen enkele manier als steunvordering zou kunnen en mogen worden gebruikt. Daar komt bij dat Rochdale ook niet heeft ingestemd met een dergelijk gebruik als steunvordering.
Bij brief van 20 februari 2012 heeft verzoeker schriftelijk gereageerd op de brieven van 16 en 17 februari 2012 van de curator. Verzoeker benadrukt dat de vorderingen van Rochdale, de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie als één en dezelfde kunnen worden beschouwd en hangen allemaal af van het oordeel over de beweerdelijk passieve omkoping. Volgens verzoeker wil geen van de crediteuren dit faillissement en de crediteuren zien het liefst dat het faillissement wordt vernietigd. Voor de financiële belangen van de curator is ook gezorgd doordat er een bedrag van EUR 10.000,00 gereed staat om op zijn derdenrekening over te schrijven zodra het faillissement is vernietigd. Gegeven deze vooruitzichten verzoekt verzoeker om het verzet tegen het vonnis van 25 januari 2012 gegrond te verklaren en het vonnis van het 25 januari 2012 nietig te verklaren.
Beoordeling
Op grond van artikel 6, aanhef en onder derde lid, van de Fw wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden, welke aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen (beoordeling ex nunc), en, indien een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze.
Uit de overgelegde stukken en uit de door partijen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling gegeven toelichting is het volgende gebleken. Verzoeker betwist een gedeelte van de vorderingen, te weten:
- -
Woningstichting Rochdale EUR 6.267.583,00;
- -
Belastingdienst EUR 1.355.790,00;
- -
Openbaar Ministerie EUR 2.351.326,28.
Verzoeker stelt dat deze vorderingen zijn gebaseerd op een lopende gerechtelijke procedure, waarin nog steeds geen inhoudelijk (tussen) vonnis is gewezen en dus niet als steunvordering kunnen worden gebruikt. Wat daar ook van zij, vast staat dat naast deze betwiste vorderingen nog een aanzienlijk aantal overige (steun)vorderingen bestaan.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat summierlijk is gebleken van het bestaan van het vorderingsrecht van verweerster, alsmede van bestaan van feiten en omstandigheden, welke aantonen dat verzoeker nog steeds in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Vaststaat immers dat verzoeker meerdere schuldeisers onbetaald heeft gelaten. Het 'opgehouden te betalen' heeft betrekking op alle schulden die uit het vermogen van verzoeker moeten worden voldaan. Dus ook de schuldeisers die geen toestemming hebben gegeven om hun vordering als steunvordering te gebruiken. Niet is gebleken dat verzoeker deze vorderingen kan voldoen, dan wel dat hij met al deze schuldeisers een betalingsregeling heeft getroffen. Daarbij merkt de rechtbank op dat verzoeker ter terechtzitting heeft verklaard dat hij niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, nadat er beslag is gelegd op zijn inkomsten. Weliswaar heeft verzoeker de vordering van de aanvrager van het faillissement nog volledig voldaan, maar als eenmaal door de faillietverklaring de 'rechtstoestand van faillissement, die ook de rechtspositie van de andere schuldeisers bepaalt' is ingetreden, dan staat het bestaan van deze toestand (niet) meer ter beschikking van de schuldeiser die deze toestand bevoegd heeft uitgelokt. Daarom behoeft de rechtbank die het verzet behandeld, de faillietverklaring niet te vernietigen, indien na de faillietverklaring de schuldeiser, die het faillissement had aangevraagd, is voldaan, terwijl ook na het wegvallen van diens vordering de toestand van te hebben opgehouden te betalen is blijven bestaan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Verzoeker zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het verzet ongegrond;
- -
veroordeelt verzoeker in de kosten van het geding, aan de zijde van verweerster begroot op EUR 904,00 voor advocaatkosten.
Gewezen door mr. A.A.A.M. Schreuder lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.