Prg. 2021/187
Voor ontbinding wegens verwijtbaar handelen is niet vereist dat dit het laatste redmiddel is en dat werkgever niet met een minder ingrijpende maatregel kan volstaan.
HR 28-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:781
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 mei 2021
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
20/01630
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:781, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑05‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1210, Conclusie, Hoge Raad, 18‑12‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑05‑2020
- Wetingang
Art. 7:669 lid 3 onder e BW
Essentie
Arbeidsrecht. Is voor ontbinding wegens verwijtbaar handelen vereist dat dit het laatste redmiddel is en dat werkgever niet met minder ingrijpende maatregelen kan volstaan?
Nee. Een dergelijke opvatting vindt geen steun van de wet.
Samenvatting
De arbeidsovereenkomst van directeur wordt ontbonden wegens verwijtbaar handelen (e-grond). In cassatie klaagt hij dat het hof heeft miskend dat in de e-grond besloten ligt dat de werkgever moet hebben aangetoond dat het ontslag het laatste redmiddel is en dat niet kan worden volstaan met lichtere disciplinaire maatregelen. Tevens stelt hij dat de overschrijding van de gedragsregels voor werknemer kenbaar moeten zijn. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.