HR, 05-10-2012, nr. 12/01979
ECLI:NL:HR:2012:BX9203
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-10-2012
- Zaaknummer
12/01979
- LJN
BX9203
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑10‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BX9203, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑10‑2012; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2012:BV7609, Bekrachtiging/bevestiging
In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2012:BV7609, Bekrachtiging/bevestiging
In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2012:BV7609, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
V-N 2012/51.5 met annotatie van Redactie
Belastingadvies 2012/22.7
NTFR 2012/2334 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Beroepschrift 05‑10‑2012
Betreft: Schending of verkeerde toepassing van kring verzekerden.
Geacht College,
Daar ik 51 jaar verplicht verzekerd ben geweest voor het aow pensioen heeft de svb beslist om mij te korten op de z.g.n. toeslag 70 %.
Hier tegen heb ik bezwaar aangetekend bij de svb: Bezwaar ongegrond.
Bij de rechtbank te Groningen beroep aangetekend: Beroep ongegrond verklaard.
Hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Utrecht beslissing: Bevestigd de aangevallen uitspraak.
Oordeel gevraagd aan de Commissie gelijke behandeling oordeelt: de minister van sociale zaken en werkgelegenheid en de svb hebben verboden onderscheid gemaakt op grond van ras bij de sociale bescherming.
Op de beslissingen en uitspraken van de svb en de rechtbanken heb ik nog al wat bedenkingen ten aanzien van de rechtsgang in deze.
De svb wenst zich in elk geval niet te houden aan eigen opgelegde regels.
Een beslissing op het bezwaar dat ik heb ingediend, heb ik 9 maanden op moeten wachten.
Bij het aantekenen van beroep bij de rechtbank te Groningen kreeg ik de inventaris lijst van de svb onder ogen.
Wat schetst mijn verbazing, de aanvraag van het aow pensioen die ik had ingediend was geheel herschreven en wel op een zodanige wijze, dat door mijn schuid de lange tijdsoverschrijding aan mij te wijten was.
De enige belang hebbende in deze was [B] die was beoordelaar en die had dat nodig om daar de nodige leugens en onbenulligheden aan te verbinden en haar lamlendigheid te verbloemen.
Gezien deze escapades geeft dat dan nog een betrouwbaar beeld van de svb?
Of de svb het arrest van Wessels-Bergervoet en de daaruit voort vloeiend beleid heeft toegepast betwijfel ik dan ook ten zeerste.
Daar komt bij dat een echtpaar die van een inkomen leeft en ook premie betaald toch een volledig aow pensioen krijgen.
Dat je geen ingezetene wordt van inkoop van de onverzekerde jaren moge duidelijk zijn.
Dan resteert de vraag van de svb nog, hoe kunnen we de mensen nog meer uitknijpen.
Bij de rechtbank te Groningen heb ik gesteld dat ik door de svb wordt gediscrimineerd en dat werd door rechter Houtman bestreden alsof zij pleiter was voor de svb.
Ook het punt dat de svb de aanvraag voor het aow pensioen vervalst had was blijkbaar een normale gang van zaken.
In de motivatie van de rechtbank indien er sprake is van het vertrouwensbeginsel maar dat is niet gesteld ef gebleken deze motivatie heeft mij dan ook zeer bevreemd.
De rechtbank te Utrecht neemt dan ook deze conclusie over en deze vindt dan blijkbaar de svb een zeer betrouwbare organisatie.
Het pensioen en de z.g.n. toeslag dient te worden gezien als een volledig aow pensioen aldus de Minister van sociale zaken en werkgelegenheid.
Door 51 jaar deel te nemen in de verplichte verzekering lijkt mij dat dan ook ruim voldoende om aanspraak te maken op een volledig pensioen.
Als er dan geen sprake is van eigendom dan zal er vermoedelijk ook geen recht bestaan op een pensioen.
Dus moet ik elke cent die de svb uitkeert aan pensioen zien als een welwillende geste.
Opgebouwde rechten hebben dan totaal geen waarde als deze zienswijze gevolgd wordt.
Dan krijgt het pensioen het karakter van een loterij.
Aan het feit dat de verzekering geldt voor een volledig pensioen gaat de recht bank dan ook voorbij.
Dat de raad niet op de stoel van de wetgever mag gaan zitten is mij bekend, daar wordt door mij ook niet om gevraagd.
Ik doe alleen een beroep op de grondwet die de willekeur moet uitsluiten zo als in deze gebeurt.
Dat de rechter nogal laconiek doet over het vervalsen van documenten door de svb en ik mij beroep op de grondwet is nog een voorbeeld van het niet willen toepassen van de wet.
Want ik heb niet gevraagd om de vervalste aanvraag, maar om het door mij geschreven exemplaar.
Uit bovenstaande blijkt dan ook dat de rechtbanken de oren laat hangen naar de sterkste partij in deze en wet en regelgeving aangepast kan worden voor zo ver nodig.
Ik voldoe aan de eisen die de kring van verzekerden stelt, maar dat is geen garantie voor geheel of gedeeltelijke uitsluiting.
Mocht het toch zo zijn dat daar enig recht aan verbonden is, dan wordt het begrip kring van verzekerden geschonden.
Uitspraak 05‑10‑2012
Inhoudsindicatie
Art. 6 AOW. Beperking verzekeringsplicht volksverzekeringen tot ingezetenen vormt geen discriminatie.
Partij(en)
5 oktober 2012
nr. 12/01979
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 maart 2012, nr. 10/2522 AOW, betreffende na te melden besluit ingevolge de Algemene Ouderdomswet (hierna: de AOW).
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij besluit van 24 december 2008 heeft de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) op aanvraag van belanghebbende een pensioen ingevolge de AOW (hierna: AOW-pensioen) en een partnertoeslag toegekend, waarbij de toegekende bruto-toeslag is gekort.
De SVB heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank te Groningen (nr. AWB 09/1027) heeft het tegen die beslissing ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1.
Ingevolge artikel 53 van de AOW kan beroep in cassatie worden ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad ter zake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 1, derde tot en met zevende lid, 2, 3 en 6 en de op die artikelen berustende bepalingen.
3.2.
De Hoge Raad kan als gevolg hiervan alleen ingaan op het onderhavige cassatieberoep voor zover het is gericht tegen het oordeel van de Centrale Raad dat de echtgenote van belanghebbende tot 1 mei 2000 als niet-ingezetene niet verzekerd is geweest op grond van de AOW. De klachten falen voor zover zij inhouden dat sprake is van discriminatie doordat de verzekeringsplicht voor de volksverzekeringen in beginsel beperkt is tot ingezetenen. Voor deze beperking bestaat een toereikende objectieve rechtvaardiging (vgl. HR 10 juli 2009, nr. 08/00891, LJN BJ1980, BNB 2009/292).
3.3.
Voor zover het onderhavige beroep in cassatie ertegen is gericht dat niet-verzekerde tijdvakken van belanghebbendes echtgenote leiden tot een korting bij de berekening van de bruto-toeslag op zijn AOW-pensioen, is dat beroep niet ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van één of meer hiervoor in 3.1 vermelde bepalingen. Artikel 13, lid 2, van de AOW, waarin de korting op de bruto-toeslag is geregeld, behoort niet tot die bepalingen. De klachten falen ook in zoverre.
3.4.
Ook voor het overige kunnen de klachten niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2012.