HR (P-G), 06-10-2009, nr. 09/01622 H
ECLI:NL:PHR:2009:BK7368
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
06-10-2009
- Zaaknummer
09/01622 H
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BK7368
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BK7368, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 06‑10‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BK7368
Conclusie 06‑10‑2009
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1.
De politierechter te Groningen heeft aanvrager bij vonnis van 3 november 2006 onder meer wegens het meermalen ‘als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard’ veroordeeld tot straf.
2.
Namens aanvrager heeft mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, een aanvraag tot herziening van bovenvermeld vonnis ingediend.
3.
De aanvraag steunt op de omstandigheid dat de rechtbank te 's‑Gravenhage aanvrager bij beschikking van 15 januari 2009 heeft vastgesteld dat aanvrager met ingang van 19 april 1985 de Nederlandse nationaliteit bezit. Bedoelde beschikking is aan de herzieningsaanvrage gehecht.
4.
Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2o van art. 457 Sv slechts indienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstige vermoeden wekken dat, ware zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een mindere strafbepaling
5.
Deze zaak wijkt af van de in de jurisprudentie bekende gevallen waarin veroordeling wegens art. 197 Sr werd herzien op grond van de opheffing van de ongewenstverklaring. In de onderhavige zaak is de ongewenstverklaring van de aanvrager — voor zover wij thans in cassatie kunnen overzien — niet opgeheven of ingetrokken. Niettemin moet de onherroepelijke vaststelling door de rechtbank dat de aanvrager sinds 19 april 1985 de Nederlandse nationaliteit heeft leiden tot het ernstige vermoeden dat de politierechter, ware hij met deze beschikking bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde feit zou hebben vrijgesproken.
6
. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvrage tot herziening gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 3 november 2006 zal bevelen, en de zaak zal verwijzen naar het gerechtshof te Leeuwarden opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden