Rb. Oost-Brabant, 11-12-2017, nr. 01/879818-16
ECLI:NL:RBOBR:2017:6375, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
11-12-2017
- Zaaknummer
01/879818-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2017:6375, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 11‑12‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:2360, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 11‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Bewezenverklaring van: - belaging - computervredebreuk - laster - besloten erf wederrechtelijk binnendringen - bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht - kortgezegd bezit kinderporno Opgelegd wordt een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest en de maatregel TBS. Daarnaast een gedragsbeinvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38v Sr). Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan onderzoek door gedragsdeskundigen (weigerende observandus). De rechtbank legt toch TBS op. Aan verdachte was al eerder TBS opgelegd. Schadevergoeding aan slachtoffers.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummers: 01/879818-16, 01/860047-17 (ter terechtzitting gevoegd) en 01/860250-17 (ter terechtzitting gevoegd)Parketnummer vordering: 01/845417-16
Datum uitspraak: 11 december 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 november 2017.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 1 november 2016, 6 maart 2017 en (dag onleesbaar) oktober 2017.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/879818-16 tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2016 tot en met 27 juli 2016 te Eindhoven en/of Valkenswaard, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
te weten door: - advertenties op o.a. seks websites te plaatsen met daarop foto’s van voornoemde [slachtoffer 1] en/of teksten als zijnde afkomstig van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- nieuwe, althans andere accounts aan de maken op Facebook en/of Instagram, althans social media, op naam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- daarop foto's van voornoemde [slachtoffer 1] en/of teksten gaande over voornoemde [slachtoffer 1] te plaatsen en/of
- gegevens en/of berichten en/of foto's te verwijderen en/of te plaatsen op de social media accounts van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- wachtwoorden te wijzigen van meerdere accounts op social media van voornoemde [slachtoffer 1] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2016 tot en met 27 juli 2016 te Eindhoven en/of Valkenswaard, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
(telkens) in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten meerdere, althans een, server(s) van Facebook en/of Instagram (houdende een Facebookaccount en/of een Instagramaccount van [slachtoffer 1] ), is binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging met behulp van een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door (zonder haar medeweten en/of toestemming) met een of meer gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoorden van [slachtoffer 1] in te loggen op haar Facebook profiel en/of Instagram account en aldus verbinding te maken met die server(s) en die/dat daaraan gekoppelde accounts;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2016 tot en met 27 juli 2016 te Eindhoven en/of Valkenswaard, althans in Nederland, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand, door telastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk, tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, waarbij hij, verdachte, zich heeft voorgedaan als voornoemde [slachtoffer 1] en (vervolgens):
één of meer advertenties en/of (pornografische/naakt) foto's heeft geplaatst als zijnde afkomstig van voornoemde [slachtoffer 1] en/of één of meer teksten heeft geplaatst zijnde afkomstig van voornoemde [slachtoffer 1] , (onder meer) bestaande uit:
"Ik ben een geile slet uit Dommelen noord-Brabant. en ben op zoek naar echte kerels die mij in elk gaatje willen pakken. zo vaak mogelijk. Ik hoef geen geld of what ever. Ik wil gewoon goed hard geneukt worden. Ik heb een heerlijk slank lichaam om vol te spuiten. Zijn er nog echte kerels? voordat je reageert. Ik maak alleen afspraken via mail. Geen lange verhalen. ik ben niet op zoek naar een relatie ! Ik kan alleen ontvangen. Mailen, afspreken, =MIJ"
- op meerdere, althans één of meer, seks websites (zoals [website 1] en/of [website 2] ) en/of - meerdere, althans één of meer, accounts op Facebook en/of Instagram, althans op social media,
terwijl verdachte wist dat dit telaste gelegde feit in strijd met de waarheid was;
4.
hij op of omstreeks 30 augustus 2016 te Luyksgestel, gemeente Bergeijk, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen;
5.
hij op of omstreeks 30 augustus 2016 te Luyksgestel, gemeente Bergeijk, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 2] een mes en/of schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij/vervolgens) stekende bewegingen gemaakt in de richting van/naar voornoemde [slachtoffer 2] ;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/860047-17 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 januari 2017 te Asten in een besloten erf gelegen aan de [pleegadres 1] en in gebruik bij [slachtoffer 3] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen;
(artikel 138 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2017 te Valkenswaard, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] (via WhatsApp-berichten) dreigend de woorden toegevoegd: "Stupid You!! Maybe one week left !! BAM
BAM", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij)
gebruikgemaakt van een profielfoto waarop een meisje met een bloedende schotwond in het hoofd te zien was;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/860250-17 tenlastegelegd dat:
1. hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 november 2016 tot en met 19 januari 2017, te Eindhoven en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
(telkens) met een persoon die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had(den) bereikt, te weten:
- [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 5] ),
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, door die [slachtoffer 5] ontuchtige handelingen te laten verrichten, te weten:
- het zich geheel of gedeeltelijk ontkleden en/of
- het tonen van (blote) borsten en/of ((gedeeltelijk) ontbloot) lichaam en/of
- het tonen van de (blote) vagina en/of (ontbloot) onderlichaam,
van welke handelingen afbeeldingen zijn gemaakt die ter kennis van hem, verdachte, zijn gekomen en/of (daarbij) middels WhatsApp, in elk geval een soortgelijk medium, voor hem, verdachte, zichtbaar waren;
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 02 juli 2016 tot en met 19 januari 2017, te Eindhoven, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), een hoeveelheid afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een)
gegevensdrager(s) bevattende (een) hoeveelheid afbeelding(en),
- in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten
en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
((onder andere) omschreven op pag. 49 - 52 van het proces-verbaal 2017027260
met documentcode [documentnummer 1] , bestandsnaam: [bestandsnaam 1] en/of
_ [bestandsnaam 2] en/of _ [bestandsnaam 3]
en tevens opgenomen in de toonmap horende bij proces-verbaal 2017027260 met
documentcode [documentnummer 1] onder vermelding van [bestandsnaam 1] en/of
_ [bestandsnaam 2] en/of _ [bestandsnaam 3] );
(artikel 240b Wetboek van Strafrecht)
Ten gevolge van kennelijke schrijffouten in de tenlastelegging met parketnummer 01/879818-16 begaan staat in de negende, elfde, twaalfde, dertiende, vijftiende en zeventiende regel van het onder 1 tenlastegelegde feit en in de zesde en tiende regel van het onder 2 tenlastegelegde feit en in de tiende, dertiende en veertiende regel van het onder 3 tenlastegelegde feit telkens “ [slachtoffer 1] ” vermeld in plaats van “ [slachtoffer 1] ” . De rechtbank herstelt deze schrijffouten en leest telkens het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt waaruit vast komt te staan dat verdachte het onder parketnummer 01/879818-16 onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 01/879818-16 onder 5 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft op pagina 6 en 7 in het proces-verbaal van bevindingen (nr. PL2100-2016193834) onder meer het volgende gerelateerd:“Op dinsdag omstreeks 04.00 uur werd verbalisant gebeld door een buurtbewoonster die
mij mededeelde dat zij een man zag lopen over de [adres] te Luyksgestel. Deze man
liep vervolgens de oprit van haar overbuurman op en voelde aan de poort die toegang
geeft tot de achterzijde van de woning.
Hierop zag zij dat de man weer terug liep naar de [adres] en vervolgens de oprit
van het huis daarnaast opliep.
Zij zag dat de verdachte bij wel vier huizen de oprit opliep……….
Ik, verbalisant, sloeg hierop verdachte met kracht met mijn rechterhand tot
vuist gebalde hand op zijn gezicht. Dit om een verdere aanval af te weren. Tijdens
deze actie van verdachte zag verbalisant dat verdachte iets in zijn rechter hand had.
Omdat het donker was heeft verbalisant niet kunnen zijn wat het was. Verdachte maakte
wel een stekende beweging naar verbalisant. Ik stond op anderhalve armlengte van
verdachte en wist niet wat hij in zijn hand had. Verdachte maakte stekende bewegingen
in mijn richting……
Toen ik later zag dat het een mes betrof had dit ook anders af kunnen lopen. De verdachte had mij met het mes ernstig kunnen verwonden of zelfs doden”.
In de aangifte (blz. 8 en 9 van het proces-verbaal) heeft verbalisant [slachtoffer 2] onder meer verklaard:
“Ik zag dat verdachte iets zwarts in zijn rechterhand hield. Ik zag dat verdachte stekende bewegingen in mijn richting maakte……..zag ik dat hij een mes uit zijn rechterhand liet vallen”.
In het proces-verbaal van bevindingen (blz. 10 en 11) is door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het volgende gerelateerd:
“Omstreeks 04.15 uur hoorden wij de melding van ons operationeel centrum dat collega
[verbalisant 1] in eigen tijd achter een verdacht manspersoon aanliep. Deze man had bij
verschillende voertuigen aan de autoportieren gevoeld en zou bij een woning in de
achtertuin zijn geweest………….Wij hoorden [verbalisant 1] zeggen dat hij de verdachte man staande probeerde te houden en
dat de verdachte man zich hierbij losrukte en een zwaaiende beweging met zijn arm
maakte. Wij hoorden [verbalisant 1] vertellen dat hij hierop geweld had gebruikt om de
verdachte onder controle te brengen”.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen niet consistent zijn.
Opvallend is dat verbalisant [slachtoffer 2] tegen zijn collega’s geen gewag heeft gemaakt van de vermeende dreiging door verdachte met een mes, althans verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] melden alleen dat de verdachte een zwaaiende beweging met zijn hand zou hebben gemaakt. Verder komt het de rechtbank vreemd voor dat verbalisant [slachtoffer 2] in zijn bevindingen melding maakt dat verdachte – volgens de getuige – aan poorten heeft gevoeld, terwijl de verbalisanten relateren dat verdachte aan autoportieren zou hebben gevoeld.Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vast is komen staan dat verdachte met een mes dan wel schroevendraaier een stekende beweging richting verbalisant [slachtoffer 2] gemaakt waardoor de rechtbank verdachte van dit feit zal vrijspreken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Parketnummer: 01/879818-16
1. in de periode van 10 april 2016 tot en met 27 juli 2016 te Eindhoven en/of Valkenswaard, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , vrees aan te jagen, te weten door: - advertenties op o.a. seks websites te plaatsen met daarop foto’s van voornoemde [slachtoffer 1] en teksten als zijnde afkomstig van voornoemde [slachtoffer 1] en
- nieuwe accounts aan te maken op Facebook en Instagram, op naam van voornoemde [slachtoffer 1] en
- daarop foto's van voornoemde [slachtoffer 1] en teksten gaande over voornoemde [slachtoffer 1] te plaatsen en
- gegevens en berichten en foto's te verwijderen en/of te plaatsen op de social media accounts van voornoemde [slachtoffer 1] en
- wachtwoorden te wijzigen van meerdere accounts op social media van voornoemde [slachtoffer 1] ;
2. in de periode van 10 april 2016 tot en met 27 juli 2016 te Eindhoven en/of Valkenswaard,
opzettelijk en wederrechtelijk telkens in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten meerdere servers van Facebook en Instagram (houdende een Facebookaccount en een Instagramaccount van [slachtoffer 1] ), is binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging met behulp van een valse sleutel en door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door zonder haar medeweten en toestemming met een of meer gebruikersna(a)m(en) en wachtwoorden van [slachtoffer 1] in te loggen op haar Facebook profiel en Instagram account en aldus verbinding te maken met die servers en daaraan gekoppelde accounts;
3.
in de periode van 10 april 2016 tot en met 27 juli 2016 te Eindhoven en/of Valkenswaard, opzettelijk, de eer en de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk, tentoongesteld waarbij hij, verdachte, zich heeft voorgedaan als voornoemde [slachtoffer 1] en vervolgens:
één of meer advertenties en (pornografische/naakt) foto's heeft geplaatst als zijnde afkomstig van voornoemde [slachtoffer 1] en één of meer teksten heeft geplaatst als zijnde afkomstig van voornoemde [slachtoffer 1] , onder meer bestaande uit:
"Ik ben een geile slet uit Dommelen noord-Brabant. en ben op zoek naar echte kerels die mij in elk gaatje willen pakken. zo vaak mogelijk. Ik hoef geen geld of what ever. Ik wil gewoon goed hard geneukt worden. Ik heb een heerlijk slank lichaam om vol te spuiten. Zijn er nog echte kerels? voordat je reageert. Ik maak alleen afspraken via mail. Geen lange verhalen. ik ben niet op zoek naar een relatie ! Ik kan alleen ontvangen. Mailen, afspreken, =MIJ"
- op seks websites (zoals [website 1] en/of [website 2] ) en - meerdere accounts op Facebook en Instagram,
terwijl verdachte wist dat dit tenlaste gelegde feit in strijd met de waarheid was;
Parketnummer 01/860047-17 :
1.
op 02 januari 2017 te Asten in een besloten erf gelegen aan de [pleegadres 1] en in gebruik bij [slachtoffer 3] , wederrechtelijk is binnengedrongen;
2.
op 15 januari 2017 te Valkenswaard, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] (via een WhatsApp-bericht) dreigend de woorden toegevoegd: "Stupid You!! Maybe one week left !! BAM BAM", en daarbij gebruik gemaakt van een profielfoto waarop een meisje met een bloedende schotwond in het hoofd te zien was;
parketnummer 01/860250-17
1.
meermalen, in de periode van 01 november 2016 tot en met 19 januari 2017, te Eindhoven en/of Rotterdam, (telkens) met een persoon die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten:
- [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 5] ), buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door die [slachtoffer 5] ontuchtige handelingen te laten verrichten, te weten:
- het zich geheel of gedeeltelijk ontkleden en
- het tonen van (blote) borsten en (gedeeltelijk) ontbloot) lichaam en
- het tonen van de (blote) vagina en (ontbloot) onderlichaam,
van welke handelingen afbeeldingen zijn gemaakt die ter kennis van hem, verdachte, zijn gekomen en middels WhatsApp, in elk geval een soortgelijk medium, voor hem, verdachte, zichtbaar waren;
2.
op tijdstippen in de periode van 02 juli 2016 tot en met 19 januari 2017, te Eindhoven, in elk geval in Nederland, meermalen, een hoeveelheid afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) hoeveelheid afbeelding(en),
- in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten
en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
((onder andere) omschreven op pag. 49 - 52 van het proces-verbaal 2017027260
met documentcode [documentnummer 1] , bestandsnaam: [bestandsnaam 1] en/of
_ [bestandsnaam 2] en/of _ [bestandsnaam 3]
en tevens opgenomen in de toonmap horende bij proces-verbaal 2017027260 met
documentcode [documentnummer 1] onder vermelding van [bestandsnaam 1] en/of
_ [bestandsnaam 2] en/of _ [bestandsnaam 3] );
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.
Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis.Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsoverwegingen.
Met betrekking tot feit 1 met parketnummer 01/860047-17:Door de raadsvrouwe is verzocht verdachte vrij te spreken, zij heeft daartoe aangevoerd dat
verdachte bekend heeft de bloemen en de chocolade, bestemd voor [getuige 1] , te hebben neergelegd in de buurt van haar woning. Wel betwist verdachte nadrukkelijk deze bloemen te hebben neergelegd in haar tuin. Verdachte heeft verklaard de bloemen te hebben neergelegd achter de woningen, in de brandgang waaraan meerdere tuinen grenzen. Deze brandgang/steeg achter de woning is een publieke plek die niet kenbaar van de omgeving is afgescheiden. Bovendien was het volgens verdachte in het geheel niet mogelijk om in de tuin te komen, nu deze was afgescheiden met een hoge schutting, met een overkapping en een poort/deur die op slot zat.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en heeft daartoe het volgende overwogen:
Aangever [naam] heeft namens [slachtoffer 3] verklaard (blz. 4 van het proces-verbaal van de Politie-eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2017002089):
“Op maandag 2 januari 2017 omstreeks 15.35 uur heeft een onbekende, vermoedelijk de
man die achter het Instagramaccount [Instagramaam] zit, twee bossen bloemen en
chocolade van de Hema met de tekst ‘Sweethart’ in de tuin van mijn ex-vrouw en mijn
dochter neergelegd”.
Getuige [getuige 1] verklaart op pagina 21 van het hiervoor genoemde proces-verbaal:
“Er lagen ineens bloemen in de achtertuin en 5 seconden later stuurde hij: ‘vind je
ze mooi?”
V: Wat lag er precies in de achtertuin?
A: Witte en rode rozen en chocola van de Hema of de Albert Heijn”.
In het proces-verbaal van bevindingen (blz. 34 van het reeds genoemde proces-verbaal) relateert verbalisant [verbalisant 4] :
“Op donderdag 9 maart 2017, omstreeks 16.45 uur, had ik, verbalisant [verbalisant 4] ,
telefonisch contact met [moeder getuige 1] .
Ik vroeg haar waar de bloemen en de chocolade gevonden zijn. Ik hoorde dat zij tegen
mij zei dat haar jongste dochter, [zus getuige 1] , naar buiten ging om haar fiets te pakken. Ik
hoorde dat zij zei dat [zus getuige 1] via de achterdeur de achtertuin in liep. Ik hoorde dat
zij zei dat [zus getuige 1] de bloemen en de chocolade toen vond op het rekje van haar fiets.
Deze fiets stond onder het afdak. De fiets is alleen te bereiken als je daadwerkelijk
in de achtertuin staat. Het is dus niet mogelijk dat de chocolade en de bloemen door
iemand over de poort gegooid zijn en daar terecht zijn gekomen.”
…….
“Ik hoorde dat [moeder getuige 1] aan haar dochter vroeg waar zij precies de bloemen en
chocolade gevonden had. Ik hoorde dat [zus getuige 1] tegen haar moeder zei dat dit op het
rekje van haar fiets lag”.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze verklaringen, het niet anders kan zijn dan dat verdachte de bloemen en de chocolade in de tuin, en dus op het erf, van [moeder getuige 1] , heeft neergelegd.
Met betrekking tot feit 2 met parketnummer 01/860047-17:Door de verdediging is vrijspraak van dit feit verzocht op grond van het volgende. Verdachte heeft verklaard dat de tekst van het Whats-App gesprek dat bij aangeefster [slachtoffer 4] is aangekomen van zijn telefoon afkomstig is. Daarbij betwist hij wel nadrukkelijk dat dit bericht voor haar bestemd was.
Verdachte heeft in zijn verhoor op donderdag 9 maart 2017 verklaard dat dit app-bericht bij de verkeerde persoon terecht is gekomen en dat dit mogelijk met de cloud te maken heeft, waardoor oude nummers verkeerd weer in zijn telefoon waren gezet. Hij heeft verklaard dat hij, toen hij er achter kwam dat het bij de verkeerde persoon terecht was gekomen, direct een bericht heeft gestuurd met de tekst: “sorry wrong number”. Bij het lezen van de stukken kwam hij er pas achter dat het bericht bij zijn ex-partner [slachtoffer 4] terecht was gekomen.
De verklaring van verdachte kan in de visie van de verdediging niet worden uitgesloten. Bovendien wordt zijn vergissing ondersteund door zijn bericht “sorry wrong number” dat hij vrij kort na het eerste bericht had verzonden.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen en heeft daartoe het volgende overwogen.Vaststaat dat verdachte het tenlastegelegde bericht via een WhatsApp-bericht heeft verstuurd naar de mobiele telefoon van aangeefster [slachtoffer 4] . Bij dit bericht zat een profielfoto van een meisjesgezicht met een bloedende schotwond in haar voorhoofd. Door [slachtoffer 4] is aangifte gedaan van dit feit en daarin heeft zij aangegeven dat zij zich door dit bericht bedreigd voelde.Verdachte heeft weliswaar verklaard dat dit bericht bedoeld was voor iemand anders, maar het had dan ook op de weg van verdachte gelegen dat hij omtrent de identiteit van deze persoon openheid van zaken zou hebben gegeven, waardoor het verhaal van verdachte geverifieerd had kunnen worden.De rechtbank beschouwt deze verklaring van verdachte dan ook als ongeloofwaardig.
De strafbaarheid van het feit.
Ten aanzien van parketnummer 01/860250-17 onder 1:
Artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht luidt:Hij die met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijk onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden of met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen pleegt of laatstgemelde tot het plegen of dulden van zodanige handelingen buiten echt met een derde verleidt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
Tenlastegelegd is -kortgezegd- dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd door [slachtoffer 5] ontuchtige handelingen te laten plegen. Deze handelingen hebben volgens de tenlastelegging hierin bestaan dat [slachtoffer 5] naaktfoto’s van haar zelf heeft gemaakt en heeft opgestuurd naar verdachte.
In zijn arrest van 30 november 2004 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er onder omstandigheden ook sprake kan zijn van ontucht met een minderjarige als bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht als er geen lichamelijke aanraking tussen verdachte en de minderjarige heeft plaatsgevonden (ECLI:NL:HR:2004:AQ0950). In dat geval is wel van belang dat sprake is van “enige voor het plegen van ontucht met die minderjarige relevante interactie tussen de verdachte en die minderjarige”.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte (het door [slachtoffer 5] maken van naaktfoto’s en deze opsturen naar verdachte) waarbij geen sprake is van relevante interactie tussen verdachte en [slachtoffer 5] , niet te kwalificeren zijn als een in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.
Verdachte zal voor dit feit daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak voor feit 4 onder parketnummer 01/879818-16.Met betrekking tot de overige zaken heeft de officier van justitie een gevangenisstraf gevorderd van 15 maanden met aftrek van voorarrest en oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat er een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd voor de duur van 5 jaar in de vorm van een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [slachtoffer 3] en een locatieverbod, te weten niet binnen een straal van 500 meter komen van de adressen van de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] .De officier van justitie heeft gevorderd te bepalen dat voor iedere overtreding van deze maatregel 2 weken hechtenis zal gelden en tevens gevorderd dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd van de inbeslaggenomen goederen, genummerd 1 tot en met 4 op de beslaglijst en verbeurdverklaring van de goederen, genummerd 5 en 6 op de beslaglijst.
Volgens de officier van justitie kunnen de drie vorderingen van de benadeelde partijen integraal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met daarbij de schadevergoedingsmaatregelen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.De raadsvrouwe heeft verzocht om, bij bewezenverklaring van meer feiten dan de feiten die door de verdachte zijn bekend, niet een veel langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten bijna een jaar. Eventueel kan deze straf gekoppeld worden aan een forse voorwaardelijke straf met een langere proeftijd van bijvoorbeeld 3 jaar en daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
Het opleggen van de maatregel TBS is volgens de raadsvrouwe niet op zijn plaats.
De raadsvrouwe heeft aangegeven dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] integraal kan worden toegewezen, nu verdachte bereid is om deze schade volledig te vergoeden.
Wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft de raadsvrouwe verzocht, gelet op de door haar verzochte vrijspraak, deze af te wijzen dan wel de vorderingen niet ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging, computervredebreuk, laster, erfvredebreuk, bedreiging en bezit van kinderporno.
Met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 01/879818-16:
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan laster en belaging van een minderjarig slachtoffer (ten tijde van het plegen van het delict: 13 jaar oud) door advertenties op seks- websites te plaatsen met daarop foto’s van het slachtoffer en teksten en andere foto’s als zijnde deze afkomstig van dat slachtoffer. Hij heeft een advertentie op internet geplaatst waarin hij heeft doen voorkomen dat het minderjarig slachtoffer zich aanbood voor seksuele handelingen. Voorts heeft verdachte op naam van het slachtoffer nieuwe accounts aangemaakt op Facebook en Instagram.Hiermee heeft de verdachte dit slachtoffer aangetast in haar eer en goede naam.Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij dit heeft gedaan omdat hij kwaad was op de moeder van het slachtoffer die de relatie met hem had verbroken. De rechtbank neemt het verdachte uitermate kwalijk dat hij zijn boosheid hierover heeft afgereageerd op een toen 13-jarig meisje. Het moet voor haar uiterst vervelend en kwetsend zijn geweest dat zij telefoontjes heeft ontvangen van mannen die dachten te reageren op een advertentie van het slachtoffer en die seks met haar wilden hebben.
Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat social media zoals Facebook en Instagram een grote rol spelen in het sociale leven van jongeren van die leeftijd. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen een forse inbreuk gemaakt op de privacy van het minderjarige slachtoffer, maar hij heeft er ook voor gezorgd dat haar sociale leven volledig op zijn kop is komen te staan.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.Met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 01/860047-17:Verdachte heeft zich op 2 januari 2017 schuldig gemaakt aan erfvredebreuk op het erf van [slachtoffer 3] . Zij en haar minderjarige dochters hebben hinder en angst ondervonden van de inbreuk die is gemaakt op hun huisrecht.
De verdachte heeft zich op 15 januari 2017 schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door het slachtoffer [slachtoffer 4] via de berichtendienst WhatsApp een bedreigende tekst toe te sturen. Hierbij zette verdachte zijn uitlatingen kennelijk kracht bij met het verzenden van een profielfoto waarop een meisje met een bloedende schotwond in het hoofd te zien was. De uitlatingen met daarbij gevoegd de profielfoto hebben een fors gewelddadig en bedreigend karakter en de rechtbank acht verdachtes handelen volstrekt onacceptabel. Zijn handelen heeft voor veel angst en onrust bij het slachtoffer gezorgd.
Met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 01/860250-17: Verdachte heeft zich gedurende een periode van een half jaar schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno. Verdachte heeft hiermee de norm die strekt tot de bescherming van jeugdigen tegen seksueel misbruik geschonden. Door het bezit van kinderpornografisch materiaal wordt de productie daarvan immers gestimuleerd en in stand gehouden. Voor deze productie worden (jonge) kinderen seksueel misbruikt en uitgebuit. Ten gevolge hiervan lopen deze kinderen ernstige psychische schade op die gedurende de rest van hun leven diepe sporen nalaat. Ook kunnen zij nog geruime tijd achtervolgd worden door de gevolgen van de productie van de beelden. In de praktijk is immers gebleken dat een afbeelding of film die eenmaal op het internet is aangetroffen, vrijwel onmogelijk blijvend van het internet te verwijderen is en dus nog jarenlang kan opduiken. Dat verdachte hieraan door zijn handelen een bijdrage heeft geleverd, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor bedreiging werd veroordeeld en dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. Voorts heeft verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat de minderjarige slachtoffers in hem stelden.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.
De rechtbank zal daarmee een iets lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte voor minder feiten zal veroordelen dan waarop de eis van de officier van justitie is gebaseerd. De rechtbank is echter van oordeel dat de ernst van de overige bewezen verklaarde feiten maakt dat een straf van minder dan 14 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde is.
De op te leggen maatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: TBS) op te leggen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of een dergelijke maatregel geboden is.
Verdachte heeft geweigerd zich te laten onderzoeken door een psycholoog en een psychiater in het kader van een Pro Justitia rapportage. Ook heeft hij geweigerd mee te werken aan onderzoek naar zijn geestvermogens tijdens zijn verblijf ter observatie in het Pieter Baan Centrum. Ter terechtzitting heeft verdachte eens te meer verklaard niet bereid te zijn tot medewerking aan een onderzoek naar zijn geestvermogens.
Omdat hij een weigerende observandus is, vervalt op grond van artikel 37a, derde lid, juncto artikel 37, lid 3 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) de eis van een multidisciplinair onderzoek als bedoeld in artikel 37, lid 2 Sr.
Wel blijft op grond van artikel 37a, lid 1 Sr vereist dat de maatregel van TBS alleen kan worden opgelegd als bij verdachte tijdens het begaan van de delicten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Het is aan de rechter die over de feiten oordeelt, om die vaststelling te doen.
In het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 18 mei 2011 (ECLI:GHARN:2011:BQ4981), heeft het gerechtshof hierover het volgende overwogen.
“De rechter zal zich daarbij in zeer sterke mate moeten laten leiden door de bevindingen en conclusies van gedragsdeskundigen, maar als de gedragsdeskundigen aan de grenzen komen van wat zij vanuit hun wetenschap nog kunnen verantwoorden, zal de rechter zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen voor zover de wet hem daartoe ruimte geeft. De wet noch de jurisprudentie vereist dat de stoornis wordt geclassificeerd volgens het handboek DSM-IV en dat deze dient te worden vastgesteld door een gedragsdeskundige. Dit betekent dat in het uiterste geval de rechter, uiteraard slechts met grote behoedzaamheid, tot de vaststelling van een stoornis kan komen, ook al kunnen de gedragsdeskundigen op basis van de voor hen geldende wetenschappelijke criteria en tuchtrechtelijke normen niet tot die conclusie komen. Voor zijn beslissing dient de rechter dan wel voldoende steun te vinden in hetgeen gedragsdeskundigen zo mogelijk wel hebben kunnen vaststellen en hetgeen de rechter verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte.”.
De rechtbank onderschrijft dit uitgangspunt en neemt dit over.
In het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 3 oktober 2017 trekken psychiater Van Ekeren en psycholoog Schilperoord de volgende conclusies.
(blz.23): gelet op de wijze waarop betrokkenes leven tot nu toe is verlopen, van jongs af aan een patroon van middelenmisbruik en crimineel gedrag, vooral vermogensdelicten, maar ook een opvallend gebrek aan hechting (noch aan mensen, noch aan plaatsen), een neiging anderen te domineren en te imponeren (vermoedelijk ook met verzonnen of aangedikte verhalen) en, weliswaar schaarse, maar steeds tumultueuze, met agressie gepaard gaande, relaties met vrouwen, - is het aannemelijk dat er bij hem sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Dat deze stoornis zich bevindt in het zogenaamde B-cluster, gekenmerkt door een tekortschietende affect- en impulsregulatie, primitieve afweer en instabiliteit op het gebied van zelfbeeld en zelfwaardering, ligt hierbij voor de hand.
(blz. 41): Wat betreft de diagnostiek over de jaren heen toont zowel de informatie van de klinieken waar betrokkene verbleef, als de informatie uit de vele gedragskundige onderzoeken Pro Justitia, een door de jaren heen ongewijzigd diagnostisch beeld waarin slechts lichte accentverschillen opvallen. Opgemerkt dient te worden dat de aanvankelijk in de tbs opleggingsrapportage gestelde diagnose schizoaffectieve stoornis (2001) reeds in de eerste verlengingsrapportage (van der Hoevenkliniek, 2004) niet meer wordt gesteld. Sindsdien wordt telkens gesproken van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, sommige onderzoekers voegen daar borderline kernmerken aan toe. …… Het niveau van functioneren werd in de kliniek en in meerdere gedragskundige onderzoeken als gemiddeld intelligent beschreven.
Overkoepelend in de diagnostiek is de steeds weer terugkerende beschrijving dat betrokkene niet in staat is (geheel) zelfstandig zijn leven vorm te geven. Gebrek aan structuur met het risico op middelengebruik, draagt bij aan de noodzaak voor begeleiding.
(blz. 48-49): Op basis van de in het rapport genoemde observaties kunnen geen conclusies worden getrokken aangaande een mogelijke gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij betrokkene. Dit wil zeggen: deze gebrekkige ontwikkeling kan zeker aanwezig zijn doch dit kan niet één op één worden afgeleid uit betrokkenes gedrag. (…)Wanneer het dossier (inclusief de beschikbare rapportages) van betrokkene wordt bekeken, lijkt het waarschijnlijk dat er wel degelijk sprake is van persoonlijkheidspathologie. (…)Indien er inderdaad sprake is van persoonlijkheidspathologie, achten onderzoekers de hypothese het meest waarschijnlijk dat betrokkene lijdende is aan een persoonlijkheidsstoornis in het zogenaamde B-cluster. Hieronder vallen onder meer de antisociale, narcistische en borderline stoornis.
In het rapport van het Pieter Baan Centrum zijn door onderzoekers vele eerdere rapportages omtrent verdachte geraadpleegd. De conclusies uit deze rapportages:
Pro Justitia rapportage (tbs-opleggingsrapportage), A. F. J. M. Zwegers, psycholoog, NIFP,
d.d. 25.09.2001
Zwegers diagnosticeert een borderline persoonlijkheidsstoornis en een schizoaffectieve
stoornis. Betrokkene, die een gemiddelde intelligentie heeft, heeft een gebrek aan emotionele stabiliteit, sterke gevoelens van onvermogen en geringe autonomie.
Rapportage pro Justitia (tbs-opleggingsrapportage, H. L. C. Morre, psychiater,
d.d. 28.09.2001. Morre diagnosticeert nu een schizo-affectieve stoornis. Er bestaan periodieke psychotische hallucinatoire verschijnselen en er bestaan sterke schommelingen in de stemming van betrokkene. Daarnaast is er sprake van afhankelijkheid van benzodiazepinen, bij een eveneens gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een zwak geïntegreerde, onrijpe persoonlijkheid met antisociale en borderline kenmerken. De persoonlijkheid is dusdanig zwak geïntegreerd dat zich herhaaldelijk psychotische overschrijdingen voordoen.
Verzoek Herplaatsing dr. H. van der Hoevenkliniek, d.d. 04.01.2006Geconcludeerd wordt dat er sprake is van ernstige persoonlijkheidsproblematiek met als kenmerken heftige agressieve impulsen, een gebrekkige gewetensvorming en een uiterstnegatief overgecompenseerd zelfbeeld.
Verlengingsadvies de Kijvelanden, A. M. van der Loo, psychiater, 22 mei 2006
In diagnostische zin wordt er gesproken van afhankelijkheid van benzodiazepinen in combinatie met een persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale kenmerken.
6-jaars verlengingsrapportage, H. S. M. Weber, psycholoog, NIFP, d. d. 18 mei 2008
Weber diagnosticeert een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale- en narcistische
kenmerken, bij een onderliggende low level borderline persoonlijkheidsopbouw.
Verlengingsadvies de Kijvelanden, WM. van der Vlist, hoofd behandeling, 19 mei 2008 In diagnostische zin valt in dit verlengingsadvies een klein accentverschil op, er worden namelijk eveneens narcistische persoonlijkheidskenmerken vastgesteld, de antisociale trekken zijn binnen het kader van de gedwongen en duidelijke afdelingsstructuur meer naar de achtergrond gedrongen: “In diagnostische zin wordt er gesproken van afhankelijkheid van benzodiazepinen in combinatie met een persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale kenmerken”.
Rapportage pro Justitia, L. van Seggelen, psychiater, d.d. 26 mei 2008
Van Seggelen diagnosticeert een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale- en narcistische kenmerken. Daarnaast is sprake van afhankelijkheid van sedativa.
Verlengingsadvies de Kijvelanden, WM. van der Vlist, hoofd behandeling, 18 mei 2010
In diagnostische zin wordt er opnieuw gesproken van forse afhankelijkheid van benzodiazepinen in combinatie met een persoonlijkheidsstoornis met borderline-, narcistische- en antisociale kenmerken, bij een dan 36-jarige man met een voorgeschiedenis van affectieve verwaarlozing, mishandeling, en seksueel misbruik in de voorgeschiedenis.
Verlengingsadvies de Kijvelanden, WM. van der Vlist, hoofd behandeling, 21 mei 2012
In diagnostische zin wordt er opnieuw gesproken van forse afhankelijkheid van middelen, o.a. benzodiazepinen in combinatie met een persoonlijkheidsstoornis met borderline-,narcistische- en antisociale kenmerken.
Rapportage pro Justitia, R. de Vries, psycholoog, d.d. 24 april 2013
Betrokkene is een gemiddeld intelligente man met zowel een borderline- als een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken.
6. jaars verlengingsrapportage 1. Maksimovic, psychiater, d.d. 19 mei 2013
Maksimovic diagnosticeert een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline- en antisociale kenmerken naast afhankelijkheid dan wel misbruik van diverse middelen in remissie.
Verlengingsadvies de Kijvelanden, WM. van der Vlist, hoofd behandeling, 22 mei 2013
De diagnostische conclusies blijven - met lichte accentverschillen - gehandhaafd: er is
sprake van afhankelijkheid van verschillende middelen waaronder benzodiazepinen in
combinatie met een borderline persoonlijkheidsstoornis narcistische- en antisociale kenmerken.
Verzoek Herplaatsing dr. H. van der Hoevenkliniek, d.d. 04.01.2006Diagnose: misbruik van diverse middelen in remissie, antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken.Geconcludeerd wordt dat er sprake is van ernstige persoonlijkheidsproblematiek met als kenmerken heftige agressieve impulsen, een gebrekkige gewetensvorming en een uiterst negatief overgecompenseerd zelfbeeld. In de leefgroep is betrokkene overvraagd.
Verlengingsadvies de Kijvelanden, A.M. van der Loo, psychiater, 22 mei 2006
In diagnostische zin wordt er gesproken van afhankelijkheid van benzodiazepinen in combinatie met een persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale kenmerken, bij een 36-jarige man met een voorgeschiedenis van affectieve verwaarlozing, mishandeling, en seksueel misbruik in de voorgeschiedenis.
Verlengingsadvies de Kijvelanden, WM. van der Vlist, hoofd behandeling, 28 mei 2014
De diagnostische conclusies blijven - met lichte accentverschillen - gehandhaafd: er is
sprake van afhankelijkheid van verschillende middelen waaronder benzodiazepinen
in combinatie met een borderline persoonlijkheidsstoornis narcistische- en antisociale
kenmerken.
Psychodiagnostisch onderzoek Woenselse Poort, GGzE, d.d. 03 februari 2015
Op basis van anamnese, heteroanamnese en de observaties wordt vastgesteld dat bij betrokkene sprake is van een autismespectrumstoornis.Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis, maar onvoldoende aanwijzingen voor de eerder gediagnosticeerde borderline persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken.
Rapportage pro Justitia tbs, L.H.WM. Kaiser, psychiater, d.d. 04 mei 2015
Betrokkene werd onderzocht in de Woenselse Poort. Hier werd naast een antisociale persoonlijkheidsstoornis een autismespectrumstoornis gediagnosticeerd.
Psychiater Kaiser stelt als hoofddiagnose: autisme-spectrum-stoornis, waarbij de kenmerken zoals die genoemd worden in het psychodiagnostisch onderzoek van de Woenselse Poort (03.02.2015) als onderbouwing worden aangehaald. Zij stelt dat de persoonlijkheidsstoornis die er in het verleden was nu is vervlakt.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 20 september 2016:De heer [verdachte] kwam in het verleden regelmatig met justitie in aanraking in verband met antisociaal gedrag, waarbij er ook enkele keren sprake geweest is van (verbaal) geweld.Uit het laatste psychodiagnostisch onderzoek d.d. 03 februari 2015, uitgevoerd door K.H.]. Duchateau (psycholoog in opleiding) en A,D.G.H. Gruijters (gezondheidspsycholoog) komt de volgende informatie naar voren:In het huidige onderzoek komen aanwijzingen naar voren voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van veelvuldige ernstige delicten in de voorgeschiedenis. Meneer is niet in staat zich te conformeren aan de maatschappelijke norm. De in eerdere rapportages genoemde kenmerken zoals weinig doorleefde gevoelens, een egocentrische instelling, problematische aanpassing aan regels en normen, een grote autonomiebehoefte en een afgeschermde belevingswereld, zouden verklaard kunnen worden vanuit een autismespectrumstoornis.Agressie is mogelijk het gevolg van rigiditeit en problemen met de ‘theory of mind’, waardoor meneer anderen vaak niet begrijpt. Er zijn echter geen onderzoeksinstrumenten gericht op persoonlijkheidsproblematiek gebruikt in het huidige onderzoek.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit vorenstaande rapportages, het strafdossier en de proceshouding van verdachte concludeert de rechtbank het volgende.
In alle hiervoor genoemde rapporten is vastgesteld dat er bij verdachte sprake was van een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank is van oordeel dat de door alle deskundigen in de loop der jaren bij verdachte gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis nog steeds bestond ten tijde van de bewezen verklaarde delicten. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de hiervoor aangehaalde bevindingen uit de diverse rapportages, waaronder mede de rapportage van het PBC in 2017. Daaruit ontstaat het beeld van een man die: onveilig is gehecht vanuit een affectief verwaarlozend verleden met (mogelijk) seksueel misbruik, blijk geeft van een zeer beperkte gewetensontwikkeling, een verslavingsachtergrond heeft en een flinke delictsgeschiedenis. Aan verdachte is eerder de maatregel van TBS opgelegd. Verdachte is echter vrijwel direct na het eindigen van die maatregel opnieuw begonnen met het plegen van strafbare feiten, waaronder de feiten waarvan hij nu wordt verdacht. De rechtbank signaleert dat de ernst van de feiten toe lijkt te nemen en dat de signatuur van de gepleegde strafbare feiten lijkt te veranderen, in die zin dat de feiten gericht zijn op kwetsbare en minderjarige slachtoffers.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de vaststelling dat bij verdachte ook ten tijde van het plegen van de onderhavige delicten sprake is geweest van een ziekelijke stoornis, namelijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank acht, gelet daarop, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat uit de recente delictgeschiedenis en de in deze uitspraak bewezen verklaarde strafbare feiten blijkt dat, gezien de geconstateerde stoornis, het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is dat verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij. De door verdachte begane feiten zijn misdrijven die gevaar opleveren voor of een krenking zijn van de lichamelijke integriteit van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, is een toename te zien in de ernst van de feiten en richten de feiten zich steeds meer op minderjarige en daarmee extra kwetsbare slachtoffers.
De rechtbank acht een terugkeer van verdachte in de maatschappij op dit moment dan ook niet aan de orde, ook niet als er aan verdachte nadere voorwaarden zouden worden gesteld in de vorm van – bijvoorbeeld – een ambulante behandeling. Verdachte heeft immers nog ter terechtzitting van 27 november 2017 gezegd dat hij niet meewerkt aan welke vorm dan ook van psychische diagnostiek. Het komt de rechtbank illusoir voor dat verdachte dan wel zal meewerken aan een vorm van ambulante behandeling, waaraan immers een diagnose ten grondslag zal moeten liggen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij door zal gaan met het in zijn beleving ‘hulp verlenen’ aan kwetsbare minderjarigen via social media. Daarmee is het causaal verband tussen het bestaan van de stoornis en het risico van het opnieuw plegen van soortgelijke feiten naar het oordeel van de rechtbank een gegeven.
De rechtbank concludeert dat de beveiliging van de maatschappij vereist dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit eist.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit onder parketnummer 01/860250-17 feit 2 betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en de feiten onder parketnummer 01/879818-16 feit 1, parketnummer 01/879818-16 feit 3 en 01/860047-17 feit 2 betreffen misdrijven als vermeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. Voorts merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] . De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] . De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845417-16.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
t.a.v. 01/879818-16 feit 4, feit 5: vrijspraak
verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 01/879818-16 onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
T.a.v. 01/860250-17 feit 1: Ontslag van alle rechtsvervolging
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
T.a.v. 01/879818-16 feit 1: Belaging T.a.v. 01/879818-16 feit 2: Computervredebreuk T.a.v. 01/879818-16 feit 3: Laster T.a.v. 01/860047-17 feit 1: In het besloten erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen T.a.v. 01/860047-17 feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht T.a.v. 01/860250-17 feit 2: Een afbeelding - of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft, meermalen gepleegd. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. 01/879818-16 feit 1, feit 2, feit 3, 01/860047-17 feit 1, feit 2,01/860250-17 feit 2:Gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. 01/879818-16 feit 1, feit 2, feit 3, 01/860047-17 feit 1, feit 2, 01/860250-17 feit 2: Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging
T.a.v. 01/879818-16 feit 1, feit 2, feit 3, 01/860047-17 feit 2:Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Legt op de maatregel dat de veroordeelde geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 3] en haar minderjarige dochters en [slachtoffer 4] en haar minderjarige dochters.
Deze maatregel wordt voor een periode van vijf jaar opgelegd.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: eenUSB-stick Albert Heijn, 1 GSM Ideos, 1 Medion Pcmt4 en 1 tablet RohsVerbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 blaadje papiermet namen en 1 blaadje papier met namen en telefoonnummersT.a.v. 01/879818-16 feit 1, feit 2, feit 3:Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.200,00 subsidiair 32 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 2.200,= (zegge: tweeduizend tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 2.200,= (zegge: tweeduizend tweehonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. 01/860047-17 feit 2: Maatregel van schadevergoeding van EUR 404,76 subsidiair 8 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 404,76 (zegge: vierhonderdenvier euro en zesenzeventig eurocent ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 260 ,= immateriële schadevergoeding en EUR 144,76 materiële schadevergoeding (post reiskosten ).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] , van een bedrag van EUR 404,76 (zegge: vierhonderdenvier euro en zesenzeventig eurocent ), te weten EUR 260 ,= immateriële schadevergoeding en EUR 144,76 materiële schadevergoeding (post reiskosten ).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. 01/860047-17 feit 1: Maatregel van schadevergoeding van EUR 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 350,= (zegge: driehonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , van een bedrag van EUR 350,= (zegge: driehonderdenvijftig euro) immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 13 juli 2016 , gewezen onder parketnummer 01/845417-16 , te weten:
Gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Brouwer, voorzitter,
mr. A.M. Bossink, en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier,
en is uitgesproken op 11 december 2017.