Einde inhoudsopgave
Verordening op de advocatuur
Artikel 4.11 Bewijsstuk ten behoeve van de onvoorwaardelijke aantekening
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2020
- Bronpublicatie:
10-12-2019, Stcrt. 2019, 70397 (uitgifte: 31-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2019, Stcrt. 2019, 70397 (uitgifte: 31-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
1.
Een ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken legt binnen drie jaar na het verkrijgen van de voorwaardelijke aantekening met goed gevolg een proeve van bekwaamheid af.
2.
De algemene raad kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste twaalf maanden verlengen indien hij van oordeel is dat de advocaat als gevolg van bijzondere omstandigheden niet kan voldoen aan artikel 4.14, eerste lid. Indien de algemene raad de termijn verlengt, wordt het in artikel 4.14, eerste lid, bedoelde tijdvak verlengd met de in die beslissing opgenomen termijn. De algemene raad geeft van de beslissing tot verlenging kennis aan de raad van de orde.
3.
De proeve van bekwaamheid omvat de bespreking van twee door de advocaat overgelegde cassatiedossiers en wordt afgenomen door de algemene raad.
4.
De proeve van bekwaamheid wordt in ieder geval geacht niet met goed gevolg te zijn afgelegd, indien de advocaat:
- a.
niet de voor de proeve van bekwaamheid verschuldigde vergoeding heeft voldaan;
- b.
niet aantoont te voldoen aan de artikelen 4.13, eerste lid, en 4.14, eerste of tweede lid;
- c.
niet tijdig de ter bespreking vereiste cassatiedossiers heeft overgelegd of de voor hem vastgestelde gelegenheid voor het afleggen van de proeve van bekwaamheid niet heeft gebruikt.
5.
Indien de proeve van bekwaamheid niet met goed gevolg is afgelegd, heeft de advocaat recht op één herkansing.
6.
De algemene raad stelt nadere regels over de inhoud van de proeve van bekwaamheid, de wijze waarop de proeve van bekwaamheid en de herkansing wordt afgenomen en de over te leggen cassatiedossiers.
7.
De algemene raad beslist binnen dertien weken op een verzoek van een ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken om de proeve van bekwaamheid af te leggen. Deze termijn kan met ten hoogste vijf weken worden verlengd, indien een advocaat gebruik wil maken van een herkansing.
8.
Ten bewijze dat de proeve van bekwaamheid met goed gevolg is afgelegd, verstrekt de algemene raad een daarop betrekking hebbend bewijsstuk aan de advocaat. De algemene raad geeft van de afgifte van het bewijsstuk kennis aan de secretaris van de algemene raad.
9.
De algemene raad maakt het resultaat van de proeve van bekwaamheid bekend aan de raad van de orde.