Hof Amsterdam, 14-09-2021, nr. 23-002680-20
ECLI:NL:GHAMS:2021:2723
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14-09-2021
- Zaaknummer
23-002680-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:2723, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑09‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:622
Uitspraak 14‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Opzetvariant niet bewezen. Het hof acht bewezen dat de verdachte het primair impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij een groot aantal hennepplanten aanwezig heeft gehad.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002680-20
datum uitspraak: 14 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-199096-20 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 2 november 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 154 hennepplanten en/of 4342,80 gram hennep, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair
een of meer onbekend gebleven persoon/personen op of omstreeks 2 november 2018 te Amsterdam met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand de [adres 2]) ) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 154 hennepplanten en/of 4342,80 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 2 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
- -
in opdracht van die onbekend gebleven persoon/personen een bedrijf (‘Inkoop verkoop Amsterdam’) in het register van de KvK op zijn naam te zetten en/of
- -
(vervolgens) op naam van dit bedrijf (‘Inkoop verkoop Amsterdam’) voornoemd pand te huren en/of
- -
(vervolgens) elke maand van die onbekend gebleven persoon/personen contant geld te ontvangen en/of
- -
(vervolgens) dit geld op zijn privé en/of zakelijke rekening te storten en/of
- -
(vervolgens) de huur van voornoemd pand te betalen en/of
- -
aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte op 2 november 2018 huurder was van het pand aan de [adres 2] te Amsterdam waar op die dag een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen.
De verdachte ontkent betrokkenheid bij het opzetten en in werking houden van de aangetroffen hennepkwekerij. Hij verklaart het bedrijfspand enkel op zijn naam te hebben gehuurd ten behoeve van anderen, en geen weet te hebben gehad van de hennepkwekerij. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De advocaat-generaal acht het primair tenlastegelegde in de vorm van medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
De processtukken houden onvoldoende in op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die aldaar de hennepkwekerij heeft opgezet, heeft onderhouden of daarbij anderszins zodanig betrokken is geweest dat hij als (mede)dader van de tenlastegelegde opzettelijk verrichte gedragingen met betrekking tot hennep kan worden aangemerkt.
Ook voor het bewijs van medeplichtigheid aan hennepteelt zoals subsidiair tenlastegelegd, door het pand ter beschikking te stellen aan een of meer ander(en), is opzet vereist op het bevorderen of vergemakkelijken van dat misdrijf en tevens dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, was gericht op het door die ander(en) gepleegde feit.
Het hof is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk hennep heeft geteeld danwel aanwezig heeft gehad, noch dat hij daaraan medeplichtig is geweest, waarvoor ook dubbel opzet is vereist. De verklaring van de verdachte met betrekking tot de reden van het huren van het bedrijfspand, de wijze waarop de huur werd betaald, zijn aanwezigheid in het pand en de vele contante stortingen op zijn bankrekeningen leidt weliswaar tot veel vragen, die grotendeels onbeantwoord zijn gebleven, maar alles welbeschouwd acht het hof die verklaring niet zo onaannemelijk dat deze zondermeer terzijde kan worden geschoven.
Uit de verklaring van de verdachte kan wel worden afgeleid dat hij - naar eigen zeggen - een bedrijfspand heeft gehuurd ten behoeve van derden, wiens naam de verdachte niet wil noemen, die daar illegale activiteiten zouden ontplooien. Hij heeft daartoe op hun verzoek een ‘nepbedrijf’ opgericht en dat bedrijf ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Ook nam hij van deze derden contant geld in ontvangst en betaalde hij de energie-, waterrekeningen en de huur en is hij (in ieder geval) enkele keren in voormeld pand aanwezig geweest.
Een huurder is tot op zekere hoogte verantwoordelijk voor hetgeen zich afspeelt in het door hem gehuurde pand. De verdachte had in dit geval extra opmerkzaam moeten zijn, nu hij wist dat er in het door hem gehuurde pand illegale activiteiten zouden gaan plaatsvinden. De verdachte is enkele malen in het pand geweest en heeft zich er toen niet van vergewist dat er in het pand geen strafbare activiteiten plaatsvonden. Door onderzoek naar de activiteiten in het pand na te laten, ondanks voornoemde wetenschap, heeft de verdachte in verwijtbare mate onzorgvuldig gehandeld en is het in ieder geval aan zijn schuld te wijten dat de hennepplanten aldaar aanwezig waren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 november 2018 te Amsterdam aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een grote hoeveelheid hennepplanten.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair (impliciet subsidiair) bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde (opzetvariant) zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hennepkwekerij in een bedrijfspand. De verdachte treft het verwijt dat hij verregaand onzorgvuldig heeft gehandeld, als gevolg waarvan hij bijgedragen heeft aan de teelt van hennep. Het aanwezig hebben van hennep op deze schaal is verboden vanwege de schadelijke gevolgen daarvan. De consumptie van hennep is nadelig voor de volksgezondheid, terwijl de handel in hennep gepaard pleegt te gaan met andere vormen van strafbaar handelen. De verdachte heeft hiervoor geen verantwoordelijkheid genomen, waardoor niet aannemelijk is geworden dat hij het laakbare van zijn handelen inziet.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 augustus 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. M.M.H.P. Houben en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 september 2021.
Mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]