NJB 2020/2419:Aanvang verjaringstermijn. Juridische beoordeling. Deugdelijkheid van een geleverde prestatie. In 1998 geeft een adviseur fiscaal advies aan een cliënt. In 2005 laat de inspecteur weten het standpunt van de adviseur niet te delen en legt hij naheffingsaanslagen op. Hiertegen procedeert de cliënt met bijstand van de adviseur zonder succes tot aan de Hoge Raad, die in 2015 uitspraak doet. In 2012 doet de adviseur geruststellende mededelingen aan de cliënt. In 2015 stelt de cliënt een rechtsvordering tot schadevergoeding tegen de adviseur in wegens het geven van een gebrekkig advies. Wanneer is de verjaringstermijn gaan lopen? Hoge Raad: Onbekendheid met of onzekerheid over de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon, staat niet in de weg aan aanvang van de verjaringstermijn. Deze juridische beoordeling ziet niet op de kennis en het inzicht die nodig zijn om de deugdelijkheid van een geleverde prestatie te beoordelen, anders dan uit eerdere uitspraken van de Hoge Raad zou kunnen worden afgeleid. Onder omstandigheden kan een benadeelde pas geacht worden voldoende zekerheid te hebben dat hij schade heeft geleden als gevolg van tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon, wanneer hij kennis heeft gekregen van een juridisch advies of een rechterlijk oordeel