Rb. Den Haag, 08-02-2017, nr. AWB - 14 , 11174
ECLI:NL:RBDHA:2017:850
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
08-02-2017
- Zaaknummer
AWB - 14 _ 11174
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2017:850, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 08‑02‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Mondelinge uitspraak)
- Vindplaatsen
V-N 2017/43.21 met annotatie van Redactie
NLF 2017/1081 met annotatie van
Uitspraak 08‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Aan eiseres is een beschikking Loonheffingen Gedifferentieerd premiepercentage Werkhervattingskas toegestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank is bij de vaststelling van het premiecomponent ZW-lasten voor het jaar 2014 terecht rekening gehouden met de aan een ex-werkneemster betaalde uitkeringen op grond van de Ziektewet in 2012. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in het onderhavige geval aan zijn informatieverplichting heeft voldaan en dat geen sprake is van strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/11174
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2017 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres(gemachtigde: L.M. Taal),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [kantoorplaats] , verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 29 oktober 2014 op het bezwaar van eiseres tegen de beschikking Loonheffingen Gedifferentieerd premiepercentage Werkhervattingskas (Whk) voor het jaar 2014.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2017. Eiseres is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] en [persoon 2] .
Verweerder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Eiseres heeft personeel in dienst en hiervoor is zij aangemerkt als inhoudingsplichtige. Met dagtekening 1 april 2014 is aan eiseres een beschikking Loonheffingen Gedifferentieerd premiepercentage Whk over het jaar 2014 (de beschikking) toegestuurd. Op basis van deze beschikking is eiseres aangemerkt als middelgrote werkgever en is het gedifferentieerde premiepercentage Whk vastgesteld op 0,55. Dat percentage is opgebouwd uit de volgende premiecomponenten: WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen 0,00 %, WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen 0,16 % en ZW-lasten 0,39 %.
2. De beschikking is onder meer gebaseerd op een individuele premiecomponent voor ZW-lasten van 0,39 %. Dit premiecomponent bestaat uit het landelijk vastgestelde rekenpercentage (0,34 % voor het jaar 2014) en een opslag van 2,70 % in verband met het individuele werkgeversrisicopercentage. Bij de berekening van dit percentage voor 2014 zijn de voor eiseres betaalde uitkeringen op grond van de Ziektewet (ZW) in 2012 (€ 4.664,15) en het gemiddelde premieloon in 2008 tot en met 2012 (€ 321.398,40) van belang.
3. Het voor eiseres in 2012 betaalde bedrag aan ZW-uitkeringen van € 4.664,15 heeft met name betrekking op ex-werkneemster [persoon 3] (ex-werkneemster).
Ex-werkneemster is bij eiseres in dienst geweest gedurende de periode 28 februari 2011 tot en met 28 februari 2012.
4. Bij uitspraak op bezwaar van 29 oktober 2014 heeft verweerder de beschikking gehandhaafd.
5. In geschil is of de voor het jaar 2014 vastgestelde premiecomponent ZW-lasten terecht is vastgesteld op 0,39 %. Het gaat hierbij met name om de vraag of bij de vaststelling van dit percentage terecht rekening is gehouden met de aan ex-werkneemster betaalde ZW-uitkeringen.
6. Eiseres stelt dat de aan ex-werkneemster betaalde ZW-uitkeringen ten onrechte aan haar zijn toegerekend, omdat niet vast is komen te staan dat de uitkeringslasten terecht aan de Whk zijn toegerekend. De toegerekende last kan volgens eiseres mogelijk betrekking hebben op zwangerschaps- of bevallingsgerelateerd verzuim. Daar komt bij dat eiseres vermoed dat ex-werkneemster in aanmerking komt voor de No-Riskpolis. Omdat het medisch dossier niet aan de arts-gemachtigde van eiseres is verstrekt, kan het voorgaande ook niet worden geverifieerd. Eiseres verzoekt dan ook inzage in de medische stukken van ex-werkneemster.
7. Verweerder stelt dat geen aanleiding bestaat af te wijken van het door hem gehanteerde percentage. De aan ex-werkneemster betaalde ZW-uitkeringen zijn terecht aan eiseres toegerekend en de medische gegevens van de ex-werkneemster zijn terecht niet aan eiseres verstrekt.
8. Per 1 januari 2014 is het onderdeel premiedifferentiatie voor de ZW-lasten en de WGA-lasten voor flexibele werknemers van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (Wet Bezava, Staatsblad 2012, 464) in werking getreden. Dit betekent dat werkgevers naast een gedifferentieerde premie voor zieke of arbeidsongeschikte werknemers met een vast dienstverband, ook een gedifferentieerde premie gaan betalen voor zieke of arbeidsongeschikte werknemers zonder een vast dienstverband, de zogenoemde vangnetters. De gedifferentieerde premie Whk voor het jaar 2014 wordt berekend op basis van gegevens over 2012. Het gaat daarbij om ZW- en WGA-uitkeringen die in dat jaar zijn toegekend aan (ex-)werknemers. Dit volgt uit de artikelen 2.12 en 2.13 van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten (Besluit Wfsv).
9. Artikel 38 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) bepaalt, voor zover van belang:
“2. Het UWV stelt vast:
a. voor de berekening van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk rekenpercentage;
b. voor de berekening van het rekenpercentage, bedoeld in onderdeel a, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk gemiddeld percentage.
3. Elk jaar wordt met ingang van 1 januari een opslag of korting vastgesteld waarmee het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde percentage wordt verhoogd respectievelijk verlaagd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de opslag of korting naar categorie werkgevers voor de werkgever afzonderlijk of per sector als bedoeld in artikel 95, wordt vastgesteld, waarbij de korting of opslag voor werkgevers per sector of sectoronderdelen kan verschillen of op nihil kan worden vastgesteld. Indien een werkgever met toepassing van de artikelen 96 of 97 is aangesloten bij verschillende sectoren, wordt voor elk bedrijfsonderdeel van de werkgever waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een afzonderlijke sector, de opslag of korting toegepast als was dat bedrijfsonderdeel een afzonderlijke werkgever. Voor de werkgever voor wie de korting of opslag afzonderlijk wordt vastgesteld, stelt de inspecteur de korting of opslag vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.
(…)
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de wijze waarop het rekenpercentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en het gemiddelde percentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden vastgesteld, rekening houdend met de verschillende lasten voor de Werkhervattingskas;
b. de wijze waarop de in het derde en het vierde lid, bedoelde opslag en korting worden berekend;
c. de percentages die op grond van dit artikel ten hoogste voor categorieën van werkgevers, sector of sectoronderdeel mogen gelden en omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten minste voor categorieën van werkgevers, sector of sectoronderdeel gelden.
(…)
8. Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden genomen gehoord het UWV en in overeenstemming met het UWV.”
10. Artikel 2.6, eerste lid, van het Besluit Wfsv bepaalt:
“De gedifferentieerde premie die een werkgever verschuldigd is, is de som van drie afzonderlijk bekend te maken gedifferentieerde premiecomponenten, die worden berekend voor de WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen, de WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen en de ZW-lasten.”
11. De rechtbank overweegt allereerst dat, gelet op het bepaalde in artikel 73b van de ZW, het in deze zaak niet kan gaan om de rechtmatigheid van de aan ex-werkneemster toegekende ZW-uitkeringen. Uitkeringen op grond van de ZW worden immers vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en daarbij wordt de werkgever mede als belanghebbende aangemerkt.
12. Aan de hand van het door het UWV verstrekte instroomoverzicht heeft verweerder het gedifferentieerde premiepercentage Whk vastgesteld. Het instroomoverzicht is in bezwaar aan eiseres verstrekt. In het instroomoverzicht is vermeld welke ZW-uitkering vanaf welke datum aan een bepaalde werknemer is toegekend. Tevens is vermeld bij welke werkgever het recht op die uitkering is ontstaan, hoeveel die uitkering in het referentiejaar bedroeg en hoeveel daarvan aan eiseres wordt toegerekend. Uit het instroomoverzicht blijkt onder meer dat aan ex-werkneemster met ingang van 2 januari 2012 en 5 oktober 2012 een ZW-uitkering is verstrekt van respectievelijk € 2.581,80 en € 1.842,59. De uitkering die aan ex-werkneemster in de periode van 15 juni 2012 tot 15 oktober 2012 op grond van de Wet arbeid en zorg is toegekend in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof, is in het instroomoverzicht niet vermeld en is door verweerder niet aan eiseres toegerekend. De wettelijke systematiek brengt mee dat verweerder weliswaar bevoegd is tot het bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen van het gedifferentieerde premiepercentage Whk, maar tevens dat hij zich daarbij geheel baseert op de door het UWV vastgestelde feiten alsmede de door het UWV gemaakte juridische kwalificatie van die feiten. De verwijzing van eiseres naar de ‘Juninota 2013 Ontwikkelingen wetten en fondsen UWV 2013-2014’, doet daar niet aan af. Nu tussen partijen voorts niet in geschil is dat de beschikking in overeenstemming is met de gegevens die het UWV aan verweerder heeft verstrekt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht rekening heeft gehouden met de aan ex-werkneemster uitbetaalde ZW-uitkeringen.
13. Eiseres heeft betwist dat de ZW-uitkeringen terecht ten laste van de Whk zijn gekomen en heeft daartoe de medische dossiers van ex-werkneemster opgevraagd. Deze stukken zijn niet door verweerder aan eiseres verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het onderhavige geval aan zijn informatieverplichting heeft voldaan met het verstrekken van het instroomoverzicht. Dit zijn immers de gegevens die voor verweerder bepalend waren voor het door hem vastgestelde gedifferentieerde premiepercentage Whk. Van strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is dan ook geen sprake. Nu voor verweerder verder geen taak is weggelegd in de wettelijke regeling rust op hem ook geen plicht nadere gegevens te verstrekken. Het UWV is bovendien het orgaan dat de verstrekte uitkeringen vaststelt. Bij die vaststelling kunnen de door eiseres gevraagde gegevens van belang zijn. Nu aan eiseres bij de regels die de vaststelling van de uitkering betreffen zelf een recht op informatie is toegekend, dient eiseres die informatie zelf bij het UWV op te vragen. Ook op grond van deze regels bestaat voor verweerder geen plicht dergelijke gegevens te verstrekken. Nu de gegevens die eiseres heeft opgevraagd niet de uitvoering van een belastingwet betreffen, spelen de artikelen 73, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) en 75b, eerste lid, van de ZW, in dit geschil verder geen rol. De omstandigheid dat een andere inspecteur in andere bezwaarprocedures wel overzichten op grond van de Wet SUWI heeft verstrekt, maakt dit niet anders. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 juli 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AB2857, kan, gelet op het voorgaande, dan ook niet slagen.
12. Dat eiseres mede aan de hand van gegevens van het UWV wil onderbouwen dat ex-werkneemster een bevallingsgerelateerde uitkering dan wel een arbeidsgehandicaptenstatus had moeten krijgen en daarmee aanspraak had kunnen maken op ziekengeld op grond van artikel 29a dan wel 29b, van de ZW, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft in dit verband ter zitting toegelicht het onwaarschijnlijk te achten dat sprake had moeten zijn van een bevallingsgerelateerde uitkering, omdat een dergelijke uitkering tot een hogere toekenning leidt en ex-werkneemster daar zeker om zou hebben verzocht indien zij daarvoor in aanmerking zou kunnen komen. Ook heeft verweerder toegelicht dat ex-werkneemster nimmer een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft genoten. Daarnaast had ex-werkneemster niet de arbeidsgehandicapten-status ten tijde van belang. Dat eiseres het mogelijk niet eens is met het voorgaande, gaat buiten het bestek van de voorliggende procedure.
13. Voor zover eiseres een beroep doet op artikel 38, zevende lid, van de Wfsv, heeft te gelden dat toepassing daarvan is voorbehouden aan de inspecteur. De belastingrechter is daartoe niet bevoegd.
14. Nu verder de berekening van de hoogte van de gedifferentieerde premiepercentage Whk en de daarbij gehanteerde componenten niet in geschil zijn, is het beroep ongegrond verklaard.
15. Voor een proceskostenveroordeling heeft de rechtbank geen aanleiding gezien.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2017.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.