FED 2023/9
De Hoge Raad oordeelt dat de verbouwingswerkzaamheden aan een deel van een voormalige wollenstoffenfabriek hebben geleid tot in wezen nieuwbouw.
HR 11-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1609, m.nt. mr. dr. M.D.J. van der Wulp
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 november 2022
- Magistraten
Mrs. Van Hilten, Punt, Fierstra, Faase, Van Eijsden
- Zaaknummer
20/01344
- Noot
mr. dr. M.D.J. van der Wulp
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS684310:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑11‑2022
ECLI:NL:HR:2022:1609, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑11‑2022
Conclusie, Hoge Raad, 03‑01‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:6, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑01‑2022
- Wetingang
Art. 11 lid 5, onderdeel b Wet OB 1968; art. 15 lid 1, onderdeel a WBR
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat de verbouwingswerkzaamheden aan een deel van een voormalige wollenstoffenfabriek hebben geleid tot in wezen nieuwbouw.
Samenvatting
Belanghebbende, X S.A.R.L., koopt in vier delen een retailcentrum. Het betreft een voormalige wollenstoffenfabriek die sinds 1997 niet meer in gebruik is. Het fabriekscomplex is ernstig in verval geraakt en is in 1999 zijn delen van dit complex als rijksmonument aangemerkt. Het complex is in vier bouwdelen ontwikkeld. Op 13 oktober 2016 heeft belanghebbende een deel van het complex geleverd gekregen (bouwdeel B1) voor € 13,1 mln., onder meer bestaande uit € 1,4 mln. aanschafprijs en € 11 mln. investeringskosten. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.