Rb. Gelderland, 23-09-2014, nr. AWB-14, 5700
ECLI:NL:RBGEL:2014:6019
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
23-09-2014
- Zaaknummer
AWB-14_5700
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2014:6019, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 23‑09‑2014; (Voorlopige voorziening)
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2014/21.2
NTFR 2014/2636 met annotatie van Mr. M.H.W.N. Lammers
Uitspraak 23‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Voorlopige voorziening. Op de zaak betrekking hebbende stukken. Artikel 7:4 Awb. Aan belanghebbende is een ambtshalve aanslag IB/PVV 2009 opgelegd. Verder is een boekenonderzoek gestart over de jaren 2009 tot en met 2013, waarvan de resultaten lopende de bezwaarprocedure nog niet bekend zijn. Belanghebbende vraagt de voorzieningenrechter om de inspecteur te gelasten ook de bij derden opgevraagde informatie over te leggen. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder die informatie en gegevens van derden, zo lang het boekenonderzoek nog niet is afgerond, op zichzelf beschouwd niet als op de zaak betrekking hebbende stukken kunnen worden aangemerkt. Het betreft nog slechts informatie en gegevens die op verzoek van controlerend ambtenaren van verweerder zijn overgelegd en die eerst moeten worden be- en verwerkt om te bepalen of de informatie relevant is in het kader van het boekenonderzoek. Zonder nadere analyse hebben deze gegevens weinig tot geen zelfstandige betekenis hebben. Pas als sprake is van een rapport van een boekenonderzoek is sprake van een op de zaak betrekking hebbend stuk en pas dan, als onderliggend aan het rapport, behoren de gebruikte informatie en gegevens eveneens tot de op de zaak betrekking hebbende stukken. Verzoek wordt afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 14/5700
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 september 2014
in de zaak tussen
[X], te [Z], verzoeker
(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan verzoeker voor het jaar 2009 een aanslag (aanslagnummer [000].H96) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.000.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 79.173, alsmede bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 64.880.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 14 augustus 2014, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 september 2014. Namens verzoeker zijn aldaar verschenen mr. [gemachtigde], mr. [A] en mr. [B], advocaten te [Q]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door [gemachtigde] en [C].
Overwegingen
1.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.
In 2006 heeft verweerder een boekenonderzoek geëntameerd bij verzoeker met betrekking tot de jaren 2001 tot en met 2005. Tegen de daaruit voortgekomen aanslagen IB/PVV heeft verzoeker bezwaar en beroep ingesteld. Met betrekking tot de belastingheffing over de jaren 2006 tot en met 2008 heeft tussen verzoeker en verweerder overleg plaatsgehad om een minnelijke regeling te treffen. Dit overleg heeft niet tot overeenstemming geleid.
3.
In 2013 is verweerder een boekenonderzoek begonnen met betrekking tot de belastingheffing over de jaren 2009 tot en met 2013. In dat kader heeft verweerder zowel verzoeker als een groot aantal vennootschappen waarin verzoeker een belang heeft verzocht om informatie te verstrekken overeenkomstig de artikelen 47 en 53 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Verweerder heeft uiteindelijk in kort geding de overlegging van die informatie gevorderd en bij vonnis van 24 december 2013 (C-13-554332 - KG ZA 13-1415, ECLI:NL:RBAMS:2013:9378) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam die vordering toegewezen.
4.
Vervolgens heeft verweerder met dagtekening 23 januari 2014 de aanslag IB/PVV 2009, waartegen het bezwaar is gericht, ambtshalve opgelegd. Blijkens de schriftelijke toelichting op die aanslag, heeft verweerder zich daarbij op het standpunt gesteld dat verzoeker, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Voor wat betreft de hoogte van de belastingaanslag heeft verweerder zich, bij gebreke van een aangifte, gebaseerd op een schatting, die op haar beurt is gebaseerd op een analyse van bank- en creditcardgegevens van een aantal vennootschappen waarin verzoeker een aanmerkelijk belang heeft. De aanslag IB/PVV 2009 is terstond invorderbaar verklaard.
5.
Naar aanleiding van het door verzoeker gemaakte bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2009 heeft verweerder nadere vragen gesteld. Daarna is verdere correspondentie tussen verzoeker en verweerder op gang gekomen.
6.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorziening te treffen dat verweerder wordt gelast alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage ter verstrekken. Ter zitting heeft verzoeker dit verzoek nader gespecificeerd tot die stukken die door verweerder in het kader van het boekenonderzoek van derden zijn ontvangen voor zover die betrekking hebben op het onderhavige belastingjaar 2009.
7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval sprake van een spoedeisend belang, nu de termijn voor het doen van een uitspraak op bezwaar is verstreken en verzoeker een fundamenteel belang heeft bij inzage in de op de zaak betrekking hebbende stukken alvorens verweerder op het door verzoeker ingediende bezwaar beslist (vgl. voorzieningenrechter rechtbank Arnhem 22 maart 2011, AWB 11/322 en 11/324, ECLI:NL:RBARN:2011: BW1800). Verweerder heeft ter zitting het spoedeisend belang ook niet betwist.
8.
Ingevolge artikel 7:4, tweede lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week voor belanghebbenden ter inzage.
9.
De in artikel 7:4, tweede lid, van de Awb bedoelde stukken zijn dezelfde als de op de zaak betrekking hebbende stukken waarop artikel 8:42 van de Awb ziet. Deze stukken moeten worden overgelegd, in ieder geval ook indien een belanghebbende voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het stuk van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming in zijn zaak (Hoge Raad 25 april 2008, nr. 43.791, ECLI:NL:HR:2008:BB5868).
10.
Het verzoek heeft betrekking op de informatie die verweerder in het kader van het boekenonderzoek over de jaren 2009 tot en met 2013 bij derden opvraagt en die verzoeker niet zelf ter beschikking heeft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich in dit verband terecht op het standpunt gesteld dat dergelijke informatie, zo lang het boekenonderzoek nog niet is afgerond, op zichzelf beschouwd niet als op de zaak betrekking hebbende stukken kunnen worden aangemerkt. Het betreft nog slechts informatie en gegevens die op verzoek van controlerend ambtenaren van verweerder zijn overgelegd en die eerst moeten worden be- en verwerkt om te bepalen of de informatie relevant is in het kader van het boekenonderzoek. Voorts heeft verweerder verklaard dat in een omvangrijk onderzoek als in dit geval dergelijke grote hoeveelheden gegevens uit verschillende landen en van veel verschillende entiteiten zonder nadere analyse weinig tot geen zelfstandige betekenis hebben totdat zij zijn geanalyseerd en de daarop gebaseerde bevindingen door de controlerend ambtenaren in een rapport zijn neergelegd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. Gelet hierop, zijn de opgevraagde gegevens en informatie niet aan te merken als op de zaak betrekking hebbend, omdat eerst nog moet worden beoordeeld of ze van belang zijn en, zo ja, op welke wijze, voor het boekenonderzoek en vervolgens, naar aanleiding daarvan, de besluitvorming. Pas als sprake is van een rapport van een boekenonderzoek is sprake van een op de zaak betrekking hebbend stuk en pas dan, als onderliggend aan het rapport, behoren de gebruikte informatie en gegevens eveneens tot de op de zaak betrekking hebbende stukken. Verweerder is derhalve niet gehouden om gedurende een (omvangrijk) boekenonderzoek steeds alle opgevraagde informatie en gegevens met de belastingplichtige te delen, ook niet als reeds een aanslag is opgelegd waartegen bezwaar is gemaakt.
11.
Nu verzoeker geen andere stukken aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd, ziet de voorzieningenrechter, gelet op het vorenoverwogene, aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
12.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 23 september 2014
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.