Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Districtsrecherche Eindhoven “Onderzoek [naam onderzoek 2] ”, genummerd OBRAB17008-Brückner 2017-186036, aantal pagina’s: 952. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
Rb. Oost-Brabant, 11-01-2019, nr. 01/880974-17
ECLI:NL:RBOBR:2019:95, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
11-01-2019
- Zaaknummer
01/880974-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2019:95, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 11‑01‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2021:3273, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 11‑01‑2019
Inhoudsindicatie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met een ander tijdens de nachtelijke uren in de woning van een hoogbejaard slachtoffer heeft ingebroken met het doel om een groot contant geldbedrag weg te nemen. Verdachte en zijn mededader hebben hierbij op meedogenloze en nietsontziende wijze geweld op het slachtoffer uitgeoefend. Bij deze inbraak is niets buitgemaakt. De rechtbank veroordeelt verdachte voor deze poging tot diefstal met geweld terwijl het feit wordt gepleegd door twee personen en voor het voorhanden hebben van een elektrisch stootstoomwapen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/880974-17
Datum uitspraak: 11 januari 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: PI Zuid West - De Dordtse Poorten.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 juli 2018, 25 september 2018 en 12 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 juni 2018.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 12 december 2018 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 september 2017 te Bladel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, aldaar gelegen aan de [adres 2] , weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of de/het weg te nemen geld/goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke (voorgenomen) diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van/door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die (voorgenomen) diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) aan dat misdrijf, de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welke braak en/of verbreking en/of welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- hij en/of zijn (mede)dader(s) gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd de voordeur van een (aanleun)woning (aldaar gelegen aan de [adres 2] ) heeft/hebben opgebroken en/of - die woning is/zijn binnengedrongen en/of
- de (slaap)kamer (waar [slachtoffer] in haar bed lag te slapen) is/zijn binnengegaan en/of
- die [slachtoffer] met een zaklamp in het gezicht heeft/hebben geschenen en/of - meermalen (met kracht) met een zaklamp, althans een voorwerp, en/of met zijn (gebalde) vuist(en) op/tegen/in haar gezicht, althans haar hoofd, en/of haar lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2018 te Breda een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.1.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1:
Aangeefster, mevrouw [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 7 september 2017 omstreeks 3.00 of 4.00 uur in de slaapkamer van haar woning gelegen aan [adres 2] te Bladel in bed lag te slapen toen zij gerommel hoorde. Ineens ging de slaapkamerdeur open en kwamen er twee mannen binnen met een zaklamp. Meteen werd met die zaklamp in haar gezicht geschenen en werd ze meerdere malen op haar gezicht geslagen. De man met de zaklamp in de hand bleef haar slaan, terwijl de andere man in meerdere kasten heeft gekeken. De mannen zijn daarna vertrokken.2.
Verbalisanten hebben verklaard dat zij op 7 september 2017 te 08.00 uur zagen dat de deur met [huisnummer] van de woning gelegen aan de [adres 3] te Bladel open gebroken was. In de woning zagen zij een vrouw op de bank liggen met bloedvlekken in haar hele gezicht, twee gezwollen blauwe ogen die nagenoeg dichtzaten en blauwe plekken over haar handen, armen en polsen.3.
Verbalisanten hoorden het slachtoffer [slachtoffer] zeggen dat sinds juli 2018 het huis van haar en haar ex-echtgenoot verkocht was en dat zij een aanzienlijk bedrag cash geld afkomstig van de verkoop in haar woning zou hebben liggen.
Verbalisanten hoorden dat het slachtoffer zei: “Ik lag vannacht in bed en werd wakker doordat iemand met een zaklamp in mijn gezicht scheen. Meteen werd ik in mijn gezicht geslagen. Ik denk met vuisten, mogelijk hebben ze met de zaklamp geslagen. Ik denk dat het rond 3.00 uur was. Het waren twee mannen.”4.
De politie heeft van de [bank] de volgende gegevens ontvangen:
Op 27 juni 2017 is er op de [bankrekening] van [slachtoffer] een geldbedrag van
€ 79.743,55 bijgeschreven. Door [slachtoffer] werd op 28 juni 2017 een bestelling gedaan voor het ophalen van een contant geldbedrag van € 79.000,-. Door de [bank] werd het geldbedrag vanaf 3 juli 2017 beschikbaar gesteld voor het afhalen door [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft op 8 juli 2017 het geldbedrag van € 79.000,- contant afgehaald bij de [bank] , [kantoor] te Bladel.5.
Bij een intern onderzoek door de [bank] naar aanleiding van een beroving van een klant op 19 juli 2017 vielen twee specifieke medewerkers, te weten [betrokkene] en [medeverdachte] , vanwege verschillende redenen op. Het bleek dat zij verschillende klanten raadpleegden in het centrale klanteninformatiesysteem “ [naam informatiesysteem] ” terwijl hun raadplegingen niet waren te herleiden tot een notitie over een klantcontact. Daarnaast was het- gelet op hun functieomschrijving- niet logisch dat zij contact zouden hebben met een particuliere klant.6.
Op 30 juni 2017 om 11.32 uur is door een medewerker van de [bank] in het systeem vastgelegd dat [slachtoffer] op 8 juli 2017 tussen 10 en 11.30 uur het geldbedrag van € 79.000,- zou komen ophalen.7.
[medeverdachte] heeft op 30 juni 2017 om 17.07 en 17.09 uur de naam [slachtoffer] in “ [naam informatiesysteem] ” geraadpleegd, waarbij hij de geldbestelling, afhaaldatum en afhaallocatie kon zien.8.
De politie heeft onderzoek gedaan naar telefoonnummers in gebruik bij verdachte.
Een van de telefoonnummers die hij gebruikte is [telefoonnummer] . Hij heeft dit nummer op 29 april 2017 in het kader van een andere strafzaak opgegeven bij de politie. Via dit nummer is ook daadwerkelijk contact gelegd met hem.9.
De politie heeft historische verkeersgegevens onderzocht van de mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer] . De gsm straalt op 1 juli 2017 te 02.25 uur en 02.43 uur de zendmast gelegen aan de [adres 4] te Bladel aan. Dit nummer is in gebruik bij verdachte.10.Verdachte heeft verklaard dat dit zijn “appnummer” is.11.Uit onderzoek in de politiesystemen is geen eerdere link met Bladel gevonden.12.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nooit in Bladel komt.13.In de historische verkeersgegevens van 7 september 2017 zijn er tussen 1.04 uur en 3.38 uur geen verkeersgegevens terug te zien met betrekking tot de mobiele telefoon van [persoon 1] . Met betrekking tot de mobiele telefoon van verdachte zijn er op 7 september 2017 tussen 1.23 uur en 3.56 uur geen verkeersgegevens terug te zien.14.
Op 7 september 2017 om 4.22 uur bestelt [persoon 1] een taxi aan het [adres 5] te Breda.15.Verdachte is woonachtig aan het [adres 5] te Breda.16.
In de woning van aangeefster is op 7 september 2017 sporenonderzoek verricht.
Hierbij werd een plastic “Jumbo” tas met daarop dactyloscopische sporen aangetroffen.
Een van die dactyloscopische sporen is veiliggesteld onder SIN AAJI1568NL#D02. Dit spoor heeft geleid tot een identificatie met [persoon 1] .17.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de inmiddels overleden [persoon 1] een vriend van hem was.18.
In de slaapkamer werd op het bed een witte kabelbinder (tie-wrap) aangetroffen die werd veiliggesteld onder SINAAJI1573NL.19.
Op deze tie-wrap is een DNA-mengprofiel aangetroffen van 3 personen, te weten aangeefster [slachtoffer] , [verdachte] en één andere persoon.
De rechtbank stelt op basis van het NFI-rapport van 20 oktober 2017 vast dat de kans dat- naast het op de tie-wrap aangetroffen DNA van aangeefster- het DNA van twee willekeurig gekozen personen (niet zijnde verdachte) matcht met een van de andere aangetroffen DNA-profielen op de tie-wrap kleiner is dan één op één miljard.20.
De rechtbank concludeert dan ook op grond van de resultaten van het DNA-onderzoek dat verdachte één van de donoren was van het DNA-spoor op de tie-wrap die is aangetroffen op het bed van het slachtoffer.
In een tapgesprek d.d. 4 februari 2018 tussen [persoon 2] en een onbekende man zegt [persoon 2] : “ [verdachte] heeft wel die torie gedaan hé…op die ouwe oma…ik zweer het op de Koran jongen”.21.
Uit opgenomen vertrouwelijke communicatie die is opgenomen in de Volkswagen Golf met het [kenteken] blijkt het navolgende gesprek tussen een man, waarvan de stem door de politie wordt herkend als die van verdachte en een onbekende man:
“- [verdachte] : er is weer een nieuwe bankmol bij gekomen
-NN man: ja, twee, welke was die? Blidel (ofzo)?
- [verdachte] : Bladel
-NN man: Blaadeell, Bladel ouwe, [bankbende] ouwe
- [verdachte] : [bankbende] , ja wij maken snel bende als je met twee, drie personen”22.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het op de tie-wrap aangetroffen DNA-spoor een daderspoor betreft.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de tie-wrap een klein verplaatsbaar sporenobject is. Zij acht het niet ondenkbaar dat iemand anders een eerder door verdachte gebruikte tie-wrap bij de woningoverval heeft gebruikt, bijvoorbeeld doordat die andere persoon tie-wraps uit de woning van verdachte zou hebben gepakt of geleend.
Verdachte heeft zelf ter terechtzitting als alternatief scenario aangevoerd dat zijn DNA middels een handdruk aan een derde op de tie-wrap terecht kan zijn gekomen of dat een kwaadwillend persoon moedwillig DNA-materiaal van hem in de woning van het slachtoffer heeft achtergelaten.
De door de raadsvrouw en verdachte geschetste alternatieve scenario’s acht de rechtbank zeer onaannemelijk.
Verdachte heeft deze scenario’s niet in een eerder stadium van het strafrechtelijk onderzoek naar voren gebracht, maar pas ter terechtzitting. Ook wordt in deze alternatieve scenario’s, ook niet nadat verdachte daar op zitting naar is gevraagd, niet concreet aangegeven wie die mogelijke derde zou kunnen zijn en wat het motief van die ander zou zijn geweest om verdachte de schuld in de schoenen te schuiven. De rechtbank gaat daarom aan deze alternatieve scenario’s voorbij en merkt het DNA-spoor als daderspoor aan.
Voorts heeft verdachte aangevoerd dat het toestel met het “appnummer” [telefoonnummer] weliswaar zijn eigendom was, maar dat hij zijn mobiele telefoon vaak uitleende aan anderen waardoor het mogelijk is dat dit toestel op 1 juli 2017, 19 juli 2017 en 7 september 2017 bij een ander in gebruik was. Ook voor deze stelling van verdachte ziet de rechtbank geen enkel aanknopingspunt in het dossier. Verdachte heeft deze stelling ook niet nader willen onderbouwen door middel van het noemen van de namen van personen die eveneens van zijn mobiele telefoon gebruik zouden hebben gemaakt. De rechtbank verwerpt het verweer dat een ander dan verdachte het toestel met het nummer [telefoonnummer] op voornoemde data in gebruik heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2:
Op 15 januari 2018 is in de woning van verdachte te Breda een stroomstootwapen aangetroffen. dit is een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht.23.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 januari 2018 te Breda een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.24.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 7 september 2017 te Bladel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een woning, aldaar gelegen aan de [adres 2] , weg te nemen geld toebehorende aan [slachtoffer] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, welke voorgenomen diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, welke braak en/of welk geweld hierin bestond(en) dat
- hij en zijn mededader gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd de voordeur van voornoemde woning hebben opgebroken en - die woning zijn binnengedrongen en
- de slaapkamer (waar [slachtoffer] in haar bed lag te slapen) zijn binnengegaan en
- die [slachtoffer] met een zaklamp in het gezicht hebben geschenen en - meermalen met kracht op haar gezicht hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 15 januari 2018 te Breda een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
-een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
-een geldboete ter hoogte van 2200 euro subsidiair 32 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw acht alleen feit 2 wettig en overtuigend bewezen en heeft in dat kader aangevoerd dat er sprake is van het bepaalde in artikel 67a, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering. De raadsvrouw heeft verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte met onmiddellijke ingang op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tijdens de nachtelijke uren samen met een ander ingebroken in de woning van het hoogbejaarde slachtoffer -dat nietsvermoedend lag te slapen- met het doel om een groot contant geldbedrag weg te nemen. Verdachte en zijn mededader zijn de slaapkamer van het slachtoffer binnengedrongen en hebben vervolgens op meedogenloze en nietsontziende wijze geweld op het slachtoffer uitgeoefend door haar hard in het gezicht te slaan. Uiteindelijk zijn verdachte en zijn mededader zonder buit weer vertrokken.
Het slachtoffer is door hen volkomen machteloos, hulpeloos en met flinke verwondingen achtergelaten. Het behoeft geen betoog dat deze roofoverval een uiterst traumatische ervaring voor het slachtoffer is. Alles heeft zich afgespeeld in haar woning, een plek waar zij zich juist veilig zou moeten voelen.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Gelet op de hoge leeftijd van het slachtoffer, het slachtoffer was 78 jaar, gaat het om een zeer laffe en gewetenloze daad. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Daarnaast is in de woning van verdachte een stroomstootwapen aangetroffen. Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Bij een overval in een woning met meer dan licht geweld geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaar. De toevallige omstandigheid dat de overvallers geen goederen of geld uit de woning hebben meegenomen geeft de rechtbank geen reden een ander vertrekpunt te kiezen.
Als strafverzwarende factoren merkt de rechtbank de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer aan.
Verdachte is voorts in het verleden meermalen voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, laatstelijk in 2013 en 2014. De rechtbank houdt ook hiermee in het nadeel van verdachte rekening bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Feiten of omstandigheden die reden geven om in het voordeel van verdachte af te wijken van het hiervoor genoemde vertrekpunt zijn voorts niet aannemelijk geworden.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur, met aftrek van voorarrest. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, geen termen aanwezig om daarnaast nog een geldboete aan verdachte op te leggen.
De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw tot opheffing van de voorlopige hechtenis reeds ter terechtzitting afgewezen.
Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is dat tot het begaan van het misdrijf is bestemd en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn waarvan het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
t.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregel.
t.a.v. feit 1, feit 2: gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een vuurwapen inclusief patroonhouder en 3 patronen (goednummer 1298811), een vuurwapen inclusief 1 patroon (goednummer 1298815), 10 stuks munitie (goednummer 1299322) en een taser (goednummer 1299327); verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een bivakmuts (goednummer 1299270); teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een mes (goednummer 1330379) en een Iphone (goednummer 1330224) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. T. van de Woestijne, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 11 januari 2019.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑01‑2019
Verklaring van [slachtoffer] d.d. 7 september 2017, proces-verbaal pag. 313.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 september 2017, proces-verbaal pag. 292.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 september 2017, proces-verbaal pag. 293.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2017, proces-verbaal pag. 449-450.
Beschrijving van intern onderzoek door [bank] , team Fraud & Corporate Security d.d. 20 oktober 2017, proces-verbaal pag. 453-454.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2018, proces-verbaal pag. 458 en 463-464.
Bijlage 1 overzicht klanten met een geldbestelling wiens [naam informatiesysteem] informatie is geraadpleegd, proces-verbaal pag. 457, proces-verbaal totaalbeeld overvallen d.d. 30 maart 2018, proces-verbaal pag. 874 en aanvullend proces-verbaal met nummer 348 d.d. 11 december 2018.
Proces-verbaal bevindingen [verdachte] d.d.30 jan 2018 pag. 857.
Proces-verbaal totaalbeeld overvallen d.d. 30 maart 2018, proces-verbaal pag. 872 en pag. 874.
Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 december 2018.
Proces-verbaal-bevindingen totaalbeeld overvallen pag. 872 en 874,
Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 12 december 2018
Proces-verbaal totaalbeeld overvallen d.d. 30 maart 2018, proces-verbaal pag. 881- 882.
Proces-verbaal totaalbeeld overvallen d.d. 30 maart 2018, proces-verbaal pag. 882.
Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 december 2018.
Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 26 oktober 2017, proces-verbaal pag. 668-669.
Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 december 2018
Forensisch dossier, proces-verbaal sporenonderzoek, proces-verbaal nummer PL2100-2017186036-12, opgemaakt en ondertekend d.d. 8 september 2017, bijlage 8.03.
Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut “onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek” d.d. 20 oktober 2017, proces-verbaal pag. 665-666.
Tapgesprek beller [persoon 2] en gebelde NN-man d.d. 4 februari 2018, proces-verbaal pag. 807.
Proces-verbaal bevindingen OVC d.d. 3 april 2018 inclusief letterlijk uitgewerkt gesprek, proces-verbaal pag. 822-823.
Proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 22 januari 2018, proces-verbaal pag. 940.
Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 december 2018.