NJB 2018/511:Oplegging taakstraf: art. 22b lid 3 Sr staat in de in art. 22b lid 1 en lid 2 Sr vermelde gevallen de oplegging van een taakstraf toe, indien naast de taakstraf ook een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. Deze combinatie van een taakstraf en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is, gelet op art. 9 lid 4 Sr, mogelijk indien het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel van die gevangenisstraf ten hoogste zes maanden bedraagt. Wat betreft de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf geldt op grond van art. 10 lid 2 Sr dat de duur daarvan ten minste één dag bedraagt. Onjuist is de opvatting dat art. 22b lid 3 Sr de oplegging van een taakstraf uitsluitend toelaat indien tevens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ‘substantiële’ duur wordt opgelegd