HR, 11-10-1995, nr. 30453
ECLI:NL:HR:1995:AA3116
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-10-1995
- Zaaknummer
30453
- LJN
AA3116
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1995:AA3116, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑10‑1995; (Cassatie)
- Wetingang
art. 26 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
- Vindplaatsen
BNB 1995/341 met annotatie van J.W. Zwemmer
FED 1995/901 met annotatie van A.C. VAN ROOIJEN
WFR 1995/1633, 1
V-N 1995/3852, 14 met annotatie van Redactie
Uitspraak 11‑10‑1995
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 mei 1994 betreffende de hem voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 65.826,--. Belanghebbende is tegen deze aanslag met schriftelijke toestemming van de Inspecteur rechtstreeks in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag, waarmee het Hof klaarblijkelijk heeft bedoeld: een belastbaar inkomen, van ƒ 65.626,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
- 2.
Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
- 3.
Beoordeling van de middelen 3.1. Voor zover de middelen berusten op de opvatting dat het in artikel 36 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 voorkomende begrip kantoorruimte in de woning van de belastingplichtige dezelfde betekenis heeft als het begrip werkruimte in de zin van artikel 35, lid 3 (oud) van die wet, falen zij, omdat die opvatting op de door het Hof daarvoor aangegeven gronden niet als juist kan worden aanvaard. 3.2. Voor zover de middelen erover klagen, dat bij onjuistbevinding van de in 3.1 vermelde opvatting, het Hof heeft miskend dat de in 's Hofs uitspraak aangehaalde uitlating in Infobulletin 91/639 uitgaat van een te beperkt begrip kantoorruimte doordat die uitlating daartoe naar belanghebbendes mening uitsluitend rekent werk- of studeerkamers waar werkzaamheden worden verricht die bestaan uit schrijven en lezen, falen zij omdat die uitlating daarvoor geen grond biedt. 3.3. De middelen falen ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
- 4.
Proceskosten en griffierecht De Hoge Raad ziet geen aanleiding de Staatssecretaris van Financiën te gelasten het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
- 5.
Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 11 oktober 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Loen, en op die datum in het openbaar uitgesproken.