NJB 2015/169
Opzet op het bevorderen van de invoer van cocaïne, art. 10a Opiumwet: in casu kan de enkele omstandigheid dat de verklaring van de verdachte (dat hij op verzoek van een kennis naar het airside-gedeelte van Schiphol was gegaan om aldaar € 20.000 voor die kennis in ontvangst te nemen) door het hof zo onwaarschijnlijk is geacht dat daaraan moet worden voorbijgegaan, de gevolgtrekking dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld niet dragen
HR 06-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:7
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 januari 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
13/02631
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:7, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑01‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2450, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑11‑2014
- Wetingang
(Opw art. 10a)
Essentie
Opzet op het bevorderen van de invoer van cocaïne, art. 10a Opiumwet: in casu kan de enkele omstandigheid dat de verklaring van de verdachte (dat hij op verzoek van een kennis naar het airside-gedeelte van Schiphol was gegaan om aldaar € 20.000 voor die kennis in ontvangst te nemen) door het hof zo onwaarschijnlijk is geacht dat daaraan moet worden voorbijgegaan, de gevolgtrekking dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld niet dragen
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in art. 10 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.