Einde inhoudsopgave
Wet op het onderwijstoezicht
Artikel 15n Uitoefening van het toezicht
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
27-01-2021, Stb. 2021, 57 (uitgifte: 10-02-2021, kamerstukken: 35611)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Ter uitvoering van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde taken, onderzoekt de inspectie jaarlijks de kwaliteit van de uitoefening van de wettelijke taken door de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in de artikelen 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en 2.107 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
2.
Indien de inspectie naar aanleiding van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, oordeelt dat de kwaliteit tekortschiet, verricht zij na een door haar aangegeven termijn onderzoek naar de verbeteringen die de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven heeft gerealiseerd.
3.
De inspectie stelt het bestuur in kennis van de datum en het doel van het onderzoek, bedoeld in het eerste of tweede lid. Kennisgeving geschiedt ten minste vier weken voor aanvang van een onderzoek. Indien de inspectie dit nodig oordeelt, verricht zij onderzoek zonder deze kennisgeving.
4.
Bij de uitvoering van een onderzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid, kan de inspectie onafhankelijke deskundigen betrekken.
5.
De artikelen 12, 13, 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing.