NJ 2016/143
Vervolging ter zake art. 197a en 197b Sr na bestuurlijke boete ter zake art. 2 Wet arbeid vreemdelingen; niet hetzelfde feit in de zin van art. 68 Sr.
HR 09-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:222, m.nt. T. Kooijmans
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 februari 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.F. Faase
- Zaaknummer
15/01444
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Noot
T. Kooijmans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS153987:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
Strafprocesrecht / Voorfase
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:222, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑02‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2653, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑12‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑06‑2015
- Wetingang
Essentie
Nadat aan verdachte een bestuurlijke boete is opgelegd wegens overtreding van art. 2 Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) wordt hij vervolgd ter zake art. 197a en 197b Sr. Zowel het verschil in rechtsgoederen ter bescherming waarvan art. 197a en 197b Sr enerzijds en art. 2 Wav anderzijds strekken, als het verschil in de maximale straf respectievelijk boete die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, is dermate groot dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ in de zin van art. 68 Sr en art. 243 lid 2 Sv. Het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.