Rb. 's-Gravenhage (pres.), 15-10-1999, nr. KG99/1095
ECLI:NL:RBSGR:1999:AF0180
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage (President)
- Datum
15-10-1999
- Zaaknummer
KG99/1095
- LJN
AF0180
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:1999:AF0180, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 15‑10‑1999; (Kort geding)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 1999/265 met annotatie van Y. Buruma, E. Loesberg
Uitspraak 15‑10‑1999
Inhoudsindicatie
Schorsing tenuitvoerlegging vervangende hechtenis tijdens schuldsanering.
Arrondisementsrechtbank 's-Gravenhage
Sector Civiel Recht - President
Vonnis in kort geding van 15 oktober 1999, gewezen in de zaak met rolnummer KG 99/1095 van:
1. Mr. Heinrich Anton Wiggers in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van X. te P., kantoorhoudende te Arnhem
Procureur mr. J.M.C. ten Hoope,
Advocaat mr. H.A. Wiggers,
2. X. te P.,
Eisers,
Procureur mr. J.M.C. ten Hoope,
Advocaat mr. N.J. Damstra te Arnhem,
Tegen:
De Staat der Nederlanden (Minister van Justitie),
Zetelend te 's-Gravenhage,
Gedaagde,
Procureur mr. F.W. Bleichrodt.
Partijen worden hierna aangeduid als de bewindvoerder en de Staat
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 7 oktober 1999 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan .
· X. is bij verschillende vonissen veroordeeld tot geldboetes. Twee van deze boetes zijn door de kantonrechter te Arnhem opgelegd wegens overtredingen. Tevens is door de politierechter een geldboete opgelegd wegens misdrijf.
· X. heeft de genoemde geldboetes, ten belope van in totaal f 2418,- niet voldaan.
· Ingevolge artikel 24c lid 1 Sr heeft de rechter bij uitspraak , waarbij deze geldboetes zijn opgelegd, voor het geval van niet (volledige) betaling vervangende hechtenis opgelegd.
· Op 14 juni 1999 is door de rechtbank te Arnhem de wettelijke schuldsanering uitgesproken ten aanzien van X. , met benoeming van eiser sub 1 tot bewindvoerder.
· X. , Die na een langdurig zwervend bestaan met (drugs)verslavingsproblematiek thans samenwoont met een vriendin en twee jonge kinderen, werkt weer en is kostwinner van het gezin.
· Zijn totale schuldenlast bedraagt ongeveer f 15.000,-; zijn aflossingscapaciteit is, naar zeggen van eisers, gemiddeld f 400,- per maand.
· Het Centraal Justitioneel Incasso Bureau (CJIB), dat belast is met de incassering van strafrechtelijke boetes, heeft aangekondigd dat na vrijdag 3 september 1999 over zal worden gegaan tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eisers vorderen althans -kort weergegeven- een verbod op de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor de duur van de schuldsanering, schorsing van de tenuitvoerlegging totdat een beslissing in rechte in deze onherroepelijk is, althans de Staat te veroordelen aan X. uitstel van betaling te verlenen.
Daartoe voeren eisers onder meer het volgende aan.
De consequentie van de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis dat X. vermoedelijk zijn baan bij Hoogovens Buizen in Arnhem zal verliezen, waarmee zijn aflossingscapaciteit wordt gereduceerd tot nihil. Hij zal dan ook zijn huis verliezen, zijn relatie zal wellicht stranden en er is een gerede kans dat hij zal vervallen in zijn oude verslavingen. Bovendien worden de uitvoering en het doel van de schuldsanering door de hechtenis gefrustreerd. De Staat creëert zich ten onrechte een separatistenpositie; de paritas creditorum wordt doorbroken en de hechtenis wordt op een onjuiste wijze gebruikt als (dwang)vorderingsmiddel. Strafrechtelijke geldboetes worden in artikel 299a Fw niet uitgesloten. Naar verwachting zullen de geldboetes uiteindelijk volledig worden betaald.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Eisers hebben terecht aangevoerd dat strafrechtelijke boetes in artikel 299a Fw niet expliciet worden uitgesloten. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt ook niet dit aandacht is besteed aan de situatie die zich thans voordoet. De Staat, die in dit verband onder meer heeft gewezen op het specifieke karakter van de vervangende hechtenis bij een opgelegde geldboete, meent dat de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen geen uitzondering bevat op de verplichting van het Openbaar Minsterie om door de rechter opgelegde straffen ten uitvoer te leggen. Eisers kan evenwel worden toegegeven dat de gedragslijn die gedaagde wenst te volgen niet goed spoort met de zogenaamde "schone lei" die beoogd is met de schuldsanering voor particulieren.
3.2. Volgens artikel 288 Fw bepaalt de rechtbank in welke gevallen een verzoek om toepassing van de schuldsanering zal worden toe- of afgewezen waarbij zij -gelet op de strekking van het bepaalde; in lid 2, aanhef en onder b van dat artikel- de omstandigheid dat de schuldenaar strafrechtelijke boetes heeft uitstaan behoort mee te wegen. In deze zaak zijn die boetes klaarblijkelijk geen reden geweest om het verzoek om schuldsanering af te wijzen.
3.3. De vraag is overigens ook of het in casu redelijk is, gelet op de belangenafweging tussen partijen, dat de vervangende hechtenis hangende de schuldsanering ten uitvoer gelegd wordt.
3.4. Eisers hebben aangevoerd dat X. bij tenuitvoerlegging zijn werk zal verliezen met alle gevolgen van dien terwijl dit werk hem nu juist perspectief biedt op het opbouwen van een normaal maatschappelijk bestaan. De Staat heeft zulks niet betwist. Daarnaast stellen eisers dat het in deze zaak gaat om een relatief overzichtelijke schuldenpositie waarbij mag worden verwacht dat alle schuldeisers na afloop van de schuldsanering volledig kunnen worden voldaan.
Gelet op deze omstandigheden is er aanleiding om ieder geval voorhands schuldsaneringsmogelijkheid te laten prevaleren.
3.5. De vrees van de Staat dat X. alsnog in gebreke blijft met betaling van (het restant van) de geldboetes is niet ongegrond. Daarbij speelt een rol dat die boetes kunnen verjaren.
Eisers hebben er evenwel ter zitting op gewezen dat zonodig een verzoek tot uitstel van betaling zal indienen zodat daardoor, indien de Staat dit verzoek honoreert, de verjaringstermijn met twee jaar kan worden verlengd.
3.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het gevorderde op de wijze als hierna vermeld, zal worden toegewezen. De Staat zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. Beslissing
De President:
Veroordeeld de Staat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis ten aanzien van X. voor strabisnummers 400735971, 400576634 en 400676975 geschorst te houden voor de duur van de schuldsanering.
Veroordeelt de Staat in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eisers begroot op fl 2.088,30, waarvan fl 400,- aan griffierecht en fl 138,30 aan dagvaardingskosten, welke kosten op de voet van artikel 57b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moeten worden betaald aan de griffier van deze rechtbank
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.H. van Delden en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.