Hof Arnhem-Leeuwarden, 21-08-2014, nr. 21-001439-14
ECLI:NL:GHARL:2014:6534
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
21-08-2014
- Zaaknummer
21-001439-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:6534, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 21‑08‑2014; (Hoger beroep)
Herziening: ECLI:NL:HR:2017:2321, Afwijzing
Uitspraak 21‑08‑2014
Inhoudsindicatie
Verkrachting ruim tien jaar geleden van een elfjarig aan zijn zorg toevertrouwd minderjarig meisje waaruit een kind is geboren. Zeven jaar gevangenisstraf.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001439-14
Uitspraak d.d.: 21 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 4 maart 2014 met parketnummer 18-730730-13 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1973],
thans verblijvende in PI Vught, Vosseveld 2 HvB te Vught.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 mei 2014 en 7 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. H.M.W. Daamen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na aanvulling van de tenlastelegging ex artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 8 februari 2002 te [plaats1] en/of te [plaats2] en/of te [plaats3] en/of te [plaats4] en/of te [plaats5], in ieder geval in het arrondissement Noord-Nederland en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] (geboren op 9 februari 1990), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verweer raadsman
Het bewijsverweer van de raadsman met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aangifte - inclusief het voorwaardelijke verzoek om een deskundige te benoemen teneinde de betrouwbaarheid van de aangifte te onderzoeken - behoeft geen nadere bespreking gezien de onderstaande bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2000 tot en met 8 februari 2002 in Nederland, met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] (geboren op 9 februari 1990) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte in voornoemde periode, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het hof heeft weliswaar bewezenverklaard dat [slachtoffer] aan de zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd maar heeft dit gelet op het ten tijde van het bewezenverklaarde geldende wetsartikel, overeenkomstig hetgeen door de raadsman is aangevoerd, niet als zodanig gekwalificeerd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van de dochter van zijn toenmalige vriendin, die ten tijde van dit misbruik slechts 11 jaar oud was. Hiermee heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer en haar seksuele ontwikkeling ernstig verstoord. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog gedurende langere tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De verdachte heeft in het geheel geen rekening gehouden met het welzijn van het slachtoffer en heeft enkel gehandeld ter bevrediging van zijn lustgevoelens. Daarnaast heeft de verdachte het vertrouwen dat het slachtoffer in hem als verzorger/opvoeder zou moeten kunnen stellen in zeer ernstige mate beschaamd.
Het hof kent zwaarwegende betekenis toe aan het feit dat als gevolg van het door verdachte gepleegde seksuele misbruik in 2002 een zoon is geboren. Ten tijde van de geboorte van deze zoon was het slachtoffer twaalf jaren. Daarmee heeft verdachte het slachtoffer feitelijk haar onbekommerde en onbezorgde jeugd ontnomen. Het krijgen van een kind op zo'n jonge leeftijd belemmert immers een slachtoffer in een onbevangen opgroeien van kind naar jongvolwassene en beïnvloedt de levensloop in grote mate met blijvende gevolgen. Het handelen van verdachte heeft niet alleen grote gevolgen voor het verdere leven van het slachtoffer (gehad), maar ook voor de zoon die verdachte bij haar heeft verwekt. Door omstandigheden in het gezin waar het slachtoffer opgroeide was het bovendien twee jaar na de geboorte niet langer mogelijk voor haar om de zorg voor haar zoon zelf (samen met haar moeder) op zich te nemen en moest zij het afstaan.
Daar komt bij dat verdachte na het plegen van het delict naar Thailand is vertrokken en hij vanaf het moment dat hij wist dat het slachtoffer zwanger van hem was geen enkele moeite heeft gedaan haar bij deze zwangerschap te ondersteunen.
Verdachte is in Thailand blijven wonen en hij heeft nimmer enige emotionele of financiële steun aan haar en haar zoon verleend..
Ook heeft verdachte niet willen meewerken aan een terugkeer naar Nederland in het kader van dit strafrechtelijke onderzoek. Alle middelen die justitie hem vanaf 2003 - mede op zijn eigen verzoek - heeft aangereikt (zoals onder andere een noodpaspoort) heeft verdachte niet gebruikt om volgens de met het openbaar ministerie gemaakte afspraken naar Nederland af te reizen.
Duidelijk is dat de verdachte met het bewezenverklaarde in verregaande mate grenzen heeft overschreden op het gebied van seksueel gedrag. Onduidelijk blijft evenwel wat ten grondslag ligt aan dat gedrag van verdachte en welke mogelijkheden binnen het strafrecht voorhanden zijn om daarop een passende reactie te bieden. Een behandeling van verdachte behoort, ten gevolge van zijn weigering om medewerking te verlenen aan onderzoek en het daaruit voortvloeiende gebrek aan informatie over een eventueel aangewezen behandeling van de verdachte, niet tot de mogelijkheden. Het hof zal daarom het aspect van beveiliging van de maatschappij bij de strafoplegging zwaar laten wegen. Dat beveiligingsaspect is - mede gelet op de zeer ernstige aard van het gepleegde delict - optimaal gediend bij de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur.
Het hof is niet overtuigd van de oprechtheid van de door verdachte ter zitting van het hof geuite spijtbetuigingen. Verdachte doet deze immers nu pas na 12 jaren zonder dat hij daaraan voorafgaand ook maar enige emotionele of financiële steun heeft gegeven aan het slachtoffer. Uit de uitlatingen van verdachte ter zitting maakt het hof veeleer op dat verdachte zichzelf centraal stelt en ook thans nog steeds in zijn eigen belang handelt. Het hof zal daarom aan de spijtbetuiging in de strafoplegging geen gewicht toekennen.
Het hof slaat acht op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 9 juli 2014..
De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake zou zijn van een verkapte uitlevering en dat het openbaar ministerie daar een rol in heeft gespeeld door een advies uit te brengen aan Buitenlandse Zaken om het aan verdachte verstrekte noodpaspoort in te trekken. Met het uitbrengen van dit advies is het vertrouwensbeginsel geschonden omdat dit advies in strijd was met de met verdachte gemaakte afspraken, aldus de raadsman.
Het hof stelt voorop dat van een (verkapte) uitlevering sprake is, als hier aan de orde, wanneer de autoriteiten van Thailand op verzoek van Nederlandse autoriteiten verdachte zouden overdragen aan de Nederlandse autoriteiten voor de berechting in Nederland. Daarvan is geen sprake. Het blijkt niet dat de Nederlandse autoriteiten contact hebben gehad met de Thaise autoriteiten om een dergelijke uitlevering tot stand te laten komen, noch blijkt dat er enig contact is geweest waarin de Nederlandse autoriteiten hebben aangegeven dat zij een wens hadden dat verdachte naar Nederland zou worden uitgezet. De Thaise autoriteiten zouden immers - volgens de officier van justitie Mous in zijn proces-verbaal - zelfstandig hebben gehandeld en ook anderszins is niet gebleken dat de officier van justitie bij de beslissingen in Thailand betrokken was. Het handelen van het openbaar ministerie kan niet als vormverzuim worden aangemerkt.
Van schending van het vertrouwensbeginsel door het uitbrengen van het advies door de officier van justitie is verder naar het oordeel van het hof evenmin sprake nu zich gewijzigde omstandigheden voordeden en een beroep op gemaakte afspraken in die situatie niet zonder meer mogelijk was. Bovendien gaat het om niet meer dan een uitgebracht advies en beslist Buitenlandse zaken in een dergelijk geval zelfstandig over het al dan niet in stand laten van het noodpaspoort waarbij ook andere dan de door de officier van justitie genoemde omstandigheden een rol kunnen spelen. Ook hier blijkt niet van een handelen van het openbaar ministerie in het voorbereidend onderzoek wat een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering zou kunnen opleveren.
Nu er geen sprake is van een vormverzuim wordt er met het door de raadsman aangevoerde in strafverminderende zin geen rekening gehouden.
Het hof ziet in het feit dat deze zaak veel media-aandacht heeft gehad geen strafverminderende omstandigheid. Niet is gebleken, noch is aangevoerd dat er publicaties in de media zijn verschenen met onbewezen aantijgingen en andere onjuistheden betreffende verdachte, waardoor verdachte in zijn persoon zou zijn geschaad zodat het hof hiermee geen rekening zal houden bij de strafmaat. Dat medegedetineerden het programma 'Op de vlucht' hebben gezien en verdachte hierdoor het mikpunt van agressie is geworden en er aldus de raadsman sprake is geweest van 'zware detentieomstandigheden' maakt dit niet anders.
De raadsman heeft ter terechtzitting voorts gesteld dat de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal geëiste straf te hoog te vinden, onder verwijzing naar een aantal uitspraken. Het hof is van oordeel dat de onderhavige zaak zich door de hiervoor omschreven uitzonderlijke omstandigheden die deze zaak kenmerken niet of nauwelijks voor een vergelijking met andere zaken leent.
De ernst van het feit en de hiervoor omschreven uitzonderlijke omstandigheden van deze zaak maken zelfs dat het hof alles afwegende de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal geëiste straf onvoldoende recht vindt doen aan deze zaak. Het hof zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals dit gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 21 augustus 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Lahuis is niet in staat dit arrest te tekenen.