ABRvS, 02-03-2022, nr. 202103359/1/A3
ECLI:NL:RVS:2022:649
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
02-03-2022
- Zaaknummer
202103359/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Burgerzaken (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2022:649, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 02‑03‑2022; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
JBP 2022/63
Uitspraak 02‑03‑2022
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 14 oktober 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem het verzoek van [appellante] om inzage in haar persoonsgegevens ingewilligd door overzichtslijsten van de verwerkte gegevens en enkele documenten in kopie te verstrekken. [appellante] heeft bij brief van 25 juli 2019 op grond van artikel 12 en 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (EU) 2016/679 (hierna: AVG) verzocht om te vermelden welke persoonsgegevens van haar zijn verwerkt, wat de herkomst van die gegevens is, wat het doel van de verwerking is, aan wie die gegevens eventueel zijn verstrekt, welke passende waarborgen zijn getroffen bij doorgifte van die gegevens aan een ander land of internationale organisatie en hoe lang deze gegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen. Zij heeft het verzoek gedaan omdat haar uitkering in het kader van de Participatiewet is opgeschort en uiteindelijk stopgezet.
202103359/1/A3.
Datum uitspraak: 2 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Haarlem,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 april 2021 in zaak nr. 20/2191 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2019 heeft het college het verzoek van [appellante] om inzage in haar persoonsgegevens ingewilligd door overzichtslijsten van de verwerkte gegevens en enkele documenten in kopie te verstrekken.
Bij besluit van 26 februari 2020 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 april 2021 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 2 februari 2022, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J. Sprakel, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Braeken en mr. T.U. Mak-van Veen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] heeft bij brief van 25 juli 2019 op grond van artikel 12 en 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (EU) 2016/679 (hierna: AVG) verzocht om te vermelden welke persoonsgegevens van haar zijn verwerkt, wat de herkomst van die gegevens is, wat het doel van de verwerking is, aan wie die gegevens eventueel zijn verstrekt, welke passende waarborgen zijn getroffen bij doorgifte van die gegevens aan een ander land of internationale organisatie en hoe lang deze gegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen. Daarbij heeft zij ook verzocht om een kopie te verstrekken van de verwerkte persoonsgegevens. Zij heeft het verzoek gedaan omdat haar uitkering in het kader van de Participatiewet is opgeschort en uiteindelijk stopgezet. In november 2018 is een melding binnengekomen van de Afdeling Veiligheid en Handhaving over de moeder van [appellante], die aanleiding gaf tot een fraudeonderzoek naar [appellante] en haar moeder. Gevolg van het fraudeonderzoek is geweest dat de uitkering van [appellante] is stopgezet omdat sprake bleek te zijn van financiële verstrengeling tussen de rekeningen van [appellante] en haar moeder. [appellante] is niet duidelijk waarom haar uitkering is stopgezet.
Het college heeft het verzoek ingewilligd en heeft daartoe overzichten verstrekt van de verwerkte persoonsgegevens. Het college heeft ook kopieën verstrekt van enkele documenten waarin persoonsgegevens zijn verwerkt.
[appellante] heeft in bezwaar aangevoerd dat met het besluit van 14 oktober 2019 geen inzicht is verleend in de verwerkte persoonsgegevens. Zij moet kunnen nagaan hoe de persoonsgegevens die van haar zijn verwerkt, zijn gewaardeerd. De door het college verstrekte overzichten zijn hiervoor onvoldoende.
Het college heeft in het besluit op bezwaar overwogen dat alle beschikbare informatie is verstrekt en dat de wijze waarop de informatieverstrekking heeft plaatsgevonden voldoet aan het bepaalde in de AVG.
Aangevallen uitspraak
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat door het verstrekken van een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens met een toelichting daarop, het college in voldoende mate heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 15 van de AVG. Verder heeft de AVG slechts als doel het controleren van de verwerking van persoonsgegevens en niet het controleren van de uitvoering van de Participatiewet. De rechtbank heeft geen grond gezien om aan te nemen dat het college naar aanleiding van de fraudemelding meer of andere persoonsgegevens heeft verwerkt dan opgenomen in de overzichten die zijn opgemaakt naar aanleiding van de fraudemelding.
Wettelijk kader
3. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van de uitspraak.
Beoordeling
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college in voldoende mate heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 15 van de AVG. De onderliggende stukken hadden overgelegd moeten worden om onjuistheden te kunnen corrigeren. In die stukken kunnen conclusies of denkstappen staan, die zijn gebaseerd op onjuiste aannamen ten aanzien van de persoonsgegevens. Er moet een mogelijkheid zijn die te corrigeren. Doordat overlegging van de onderliggende stukken niet hoeft, worden volgens [appellante] aan bestuursorganen ten onrechte lichtere eisen gesteld dan aan privaatrechtelijke rechtspersonen. Voorts betoogt zij dat de AVG ook betrekking heeft op de inhoud van de fraudebestrijding in het kader van de Participatiewet. Het is haar onduidelijk op grond van welke gegevens de keuzes in het onderzoek zijn gebaseerd. De rechtbank is te makkelijk meegegaan in de verklaring van het college dat er niet meer verwerkte persoonsgegevens van haar zijn, aldus [appellante].
4.1. Artikel 15, derde lid, van de AVG, luidt: 'De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.'
4.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452, blijkt uit de toelichting op de AVG en uit andere begeleidende EU stukken bij de totstandkoming van de AVG, niet wat onder ‘kopie van persoonsgegevens’ moet worden verstaan. Artikel 15 van de AVG behoort tot hoofdstuk III van de AVG, getiteld "De rechten van de betrokkene". In punt 11 van de considerans is bepaald dat een doeltreffende bescherming van persoonsgegevens in de gehele Unie de versterking van de rechten van betrokkenen vereist. Binnen die rechten van betrokkenen moet volgens punt 63 van de considerans de betrokkene het recht hebben om de persoonsgegevens die over hem zijn verzameld in te zien, en dat recht eenvoudig en met redelijke tussenpozen kunnen uitoefenen. Het doel van artikel 15 van de AVG is dat betrokkene zich van de verwerking op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren, aldus de Afdeling (zie ook paragraaf 10 van Richtsnoeren 1/2022 van het Europees Comité voor gegevensbescherming).
Artikel 15, derde lid, van de AVG heeft niet tot doel de toegang tot bestuurlijke documenten te verzekeren. Voor dit oordeel vindt de Afdeling steun in punt 46 van het arrest van het Hof van Justitie van 17 juli 2014, Y.S., ECLI:EU:C:2014:2081. Dit arrest gaat weliswaar over het inzagerecht in artikel 12 van de Privacyrichtlijn (95/46/EG), welke richtlijn is vervangen door de AVG, maar het doel van de Privacyrichtlijn komt overeen met het doel van de AVG, namelijk de bescherming van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de aanvrager te waarborgen met betrekking tot de verwerking van hem betreffende gegevens. Ook volgens het Europees Comité voor gegevensbescherming heeft artikel 15 AVG niet als doel de toegang tot bestuurlijke documenten te verzekeren (Richtsnoeren 01/2022, paragrafen 12, 14 en 152). Voor de toegang tot documenten over bestuurlijke aangelegenheden kan [appellante] een verzoek indienen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
De verplichting een 'kopie van de persoonsgegevens’ te verstrekken op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG, betekent dus niet dat een bestuursorgaan verplicht is een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een bestuursorgaan mag dat doen, maar het mag ook voor een andere vorm kiezen waarin de kopie van de persoonsgegevens wordt verstrekt, mits met de gekozen wijze van verstrekking maar aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG wordt voldaan (zie ook Richtsnoeren 01/2022 van het Europees Comité voor gegevensbescherming, paragrafen 23, 150 en 153).
4.3. Het college heeft besloten overzichten te verstrekken van de verwerkte persoonsgegevens van [appellante], met daarbij vermeld aan wie de gegevens zijn verstrekt en de juridische grondslag en het doel daarvan. Daarnaast heeft het college kopieën verstrekt van enkele documenten waarin persoonsgegevens zijn verwerkt. Deze toepassing van het college van ‘kopie van persoonsgegevens’ strookt met de strekking van artikel 15, derde lid, en met het doel van het hoofdstuk waarvan de bepaling onderdeel uitmaakt. [appellante] is met de overzichten en kopieën op de hoogte gesteld van de verwerkingen. Zij is in staat gesteld om de juistheid van de over haar verwerkte persoonsgegevens en de rechtmatigheid van die verwerkingen te controleren. Het college was niet gehouden een afschrift van de onderliggende documenten te geven en ook niet om in al die documenten inzage te geven of een overzicht van alle documenten te geven. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college in voldoende mate heeft voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de AVG. De door [appellante] aangehaalde uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 september 2019 gaat over een kerklid dat inzage wenste in het dossier dat betrekking had op een conflict tussen haar en de Kerk (ECLI:NL:GHDHA:2019:2398). Het Gerechtshof concludeerde in rechtsoverweging 4.19 dat de verweerster in de zaak niet zonder meer recht heeft om door middel van de gegeven afschriften inzage te verkrijgen in de integrale documenten waarin haar persoonsgegevens zijn opgenomen. De aangehaalde uitspraak biedt daarom geen grond voor een ander oordeel.
4.4. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het doel van de AVG is om de verwerking van persoonsgegevens te controleren. [appellante] heeft op grond van artikel 15 van de AVG geen recht op inzage in de inhoud van stukken over de fraudebestrijding in het kader van de Participatiewet of de inhoud van een eventuele anonieme melding. [appellante] kan dus niet via artikel 15 van de AVG inzage krijgen in de aanleiding van het naar haar ingestelde fraudeonderzoek. Daarvoor dient de procedure op basis van Participatiewet.
Voor zover [appellante] zich op het standpunt heeft gesteld dat het dossier incompleet is, geldt dat de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452, dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. Het college heeft niet ongeloofwaardig toegelicht dat [appellante] inzage heeft gehad in alle persoonsgegevens die op haar betrekking hebben. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien om aan te nemen dat naar aanleiding van de fraudemelding meer of andere persoonsgegevens door het college zijn verwerkt dan opgenomen in het rapport dat is opgemaakt naar aanleiding van de fraudemelding.
4.5. Het betoog slaagt niet.
Slotsom
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Klein
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2022
176-990
BIJLAGE | WETTELIJK KADER
Artikel 4
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) persoonsgegevens: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (de betrokkene); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
[…]
Artikel 15 Recht van inzage van de betrokkene
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
[…]
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen