Hof 's-Gravenhage, 24-08-2006
ECLI:NL:GHSGR:2006:AY7534
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
24-08-2006
- Zaaknummer
[2006-08-24/BIE_1011980]
- LJN
AY7534
- Roepnaam
Exhibitieplicht
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2006:AY7534, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 24‑08‑2006; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
BIE 2007, 102
JIN 2006/455
Uitspraak 24‑08‑2006
Inhoudsindicatie
Art. 223 en art. 843a Rv. Hof: vordering tot afgifte van stukken is niet als een provisionele vordering aan te merken, daar bij de gevorderde maatregel niet gesproken kan worden van een voorziening die werking heeft voor de duur van het bodemgeschil. De vordering tot afgifte van de (originele) tekening(en) is zonder nadere gronden niet voor toewijzing op grond van artikel 843a Rv vatbaar.
Uitspraak: 24 augustus 2006
Rolnr. 05/1417
Rolnr.rb. 04/1278
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage, kamer M C-5, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
WILHELM LAYHER VERMÖGUNGSVERWALTUNGS-GmbH,
gevestigd te Güglingen, Duitsland,
geïntimeerde, eiseres in het bevoegdheidsincident,
hierna ook te noemen Layher,
procureur: mr G.L. Kooy,
t e g e n:
SCAFOM INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Budel,
appellante, verweerster in het bevoegdheidsincident,
hierna ook te noemen: Scafom,
procureur: mr H.J.A. Knijff.
Het geding
Scafom is bij exploit van 31 augustus 2005 in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank 's-Gravenhage tussen Scafom als eiseres in het incident en Layher als verweerster in het incident gewezen vonnis van 8 juni 2005 en heeft daartegen, onder overlegging van producties, drie grieven aangevoerd.
Layher heeft een 'incidentele memorie houdende exceptief verweer' genomen.
Scafom heeft daarop een 'memorie van antwoord in het incident houdende de exceptie van onbevoegdheid' genomen.
Partijen hebben, onder overlegging van hun processtukken, arrest gevraagd in het incident houdende de exceptie van onbevoegdheid.
Beoordeling van het beroep
1. De door de rechtbank als vaststaand aangemerkte feiten, weergegeven in het vonnis
van 8 juni 2005 onder 1, zijn niet weersproken, zodat het hof daarvan zal uitgaan.
2. Scafom heeft in de hoofdzaak in conventie gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad,
(1) Layher te veroordelen om kopieën van alle processtukken, inclusief de daarbij behorende producties van de nietigheidsprocedure, die aanhangig is geweest bij het Bundespatentgericht te München (Duitsland) met kenmerk 3 Ni 25/01 (EU) tussen Plettac Assco GmbH & Co. KG en Layher, aan haar raadsman af te geven, en
(2) het Nederlandse deel van het Europese octrooi 0 423 516 B2 nietig te verklaren (bedoeld is kennelijk: vernietigen).
Layher heeft in de hoofdzaak in reconventie gevorderd Scafom te verbieden direct of indirect inbreuk te maken op het Europese octrooi, Scafom te veroordelen tot betaling van schadevergoeding en winstafdracht, nader op te maken bij staat, met nevenvorderingen.
Scafom heeft 'bij incidentele conclusie houdende het verkrijgen van een voorlopige voorziening ex art. 223 Rv., conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie' gevorderd voor de duur van de bodemprocedure (de hoofdzaak) Layher, op straffe van dwangsommen, te veroordelen tot afgifte van
(1) kopieën van alle processtukken van de nietigheidsprocedure (zoals reeds in de hoofdzaak is gevorderd) en
(2) het origineel van tekening 0040.101, of indien er meerdere tekeningen zijn met nummer 0040.101, alle originelen van tekening 0040.101.
De rechtbank heeft bij vonnis in het incident de incidentele vordering sub (2) afgewezen en de incidentele vordering sub (1) toegewezen als in het vonnis is vermeld.
De grieven I en II zijn gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de incidentele vordering sub (2) en de motivering daarvan. Grief III, hoewel gericht tegen rechtsoverweging 11 van het vonnis, strekt er (slechts) toe dat aan de incidentele vordering sub (2) een dwangsom zal worden verbonden.
3. Layher heeft bij incidentele memorie houdende exceptief verweer aangevoerd dat Scafom op grond van artikel 337 lid 2 Rv. in haar hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de rechtbank uitspraak heeft gedaan bij wege van incidenteel vonnis en niet bij provisioneel vonnis.
Scafom stelt zich op het standpunt dat zij in het door haar bij de rechtbank opgeworpen incident een provisionele voorziening heeft gevraagd, dat het vonnis waarvan beroep een provisioneel vonnis betreft en dat daartegen op grond van artikel 337 lid 1 Rv. hoger beroep openstaat.
4. Het hof neemt in aanmerking dat Scafom in eerste aanleg, nadat zij in de hoofdzaak een beroep had gedaan op artikel 843a Rv., haar incidentele vordering heeft gebaseerd op artikel 223 Rv. Nadat Layher had aangevoerd (primair) dat Scafom geen voorlopige voorziening had verzocht en daarom niet-ontvankelijk moest worden verklaard en (subsidiair) dat de vorderingen moesten worden afgewezen, heeft de rechtbank na pleidooi de incidentele vordering getoetst aan artikel 843a Rv. en, zoals reeds hierboven is overwogen, in het vonnis in het incident de vordering sub (2) afgewezen en de vordering sub (1) toegewezen als in het vonnis waarvan beroep is vermeld.
Blijkens de stellingen in hoger beroep strekt het hoger beroep van Scafom er (slechts) toe dat de vordering tot afgifte van het origineel dan wel de originelen van de tekeningen(en) 0040.101 op de voet van artikel 843a Rv alsnog wordt toegewezen en dat zulks geschiedt op straffe van een dwangsom (zie memorie van grieven onder 10 en 15).
5. Het hof overweegt het volgende.
Nu Scafom in eerste aanleg afgifte van stukken als provisionele maatregel heeft gevorderd en de rechtbank de vordering sub (1) heeft toegewezen voor de duur van de hoofdzaak, derhalve bij wijze van voorlopige voorziening, leidt dit ertoe dat Scafom ontvankelijk is in haar hoger beroep.
6. Bij een provisionele vordering op grond van artikel 223 Rv (artikel 51 (oud) Rv.) gaat het om een vordering die samenhangt met de hoofdvordering en de strekking heeft dat in het kader van de bodemprocedure, voor de duur daarvan, voorlopige maatregelen worden bevolen. Een provisionele vordering is een zelfstandige vordering, waarvan de werkingsduur, naar haar aard, beperkt is tot het geding over de hoofdzaak; zij kan bij dagvaarding of bij incidentele conclusie worden ingesteld.
Een vordering op grond van artikel 843a Rv. strekt ertoe dat inzage wordt verschaft in, dan wel afschriften of uittreksels worden verstrekt van bepaalde bescheiden die zich in de macht van de wederpartij (of een derde) bevinden. Daarbij moet het gaan om bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser (of zijn rechtsvoorganger) partij is.
Naar het oordeel van het hof is deze vordering tot afgifte van Scafom niet als een provisionele vordering aan te merken, daar bij de gevorderde maatregel niet gesproken kan worden van een voorziening die werking heeft voor de duur van het bodemgeschil. Aan de vordering tot afgifte is voldaan zodra de desbetreffende originele tekening is overgelegd. De provisionele vordering is naar haar aard gericht op het treffen van een maatregel van voorlopige aard (vgl. HR 14-11-1997, NJ 1998, 113 betreffende artikel 51 Rv. (oud)). Daaraan doet niet af dat Scafom haar vordering tot afgifte van het origineel/de originelen van tekening 0040.101 heeft beperkt tot de duur van de bodemprocedure.
7. Het hof overweegt voorts dat volgens artikel 843a Rv., zoals dit thans luidt, een partij weliswaar inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden kan vorderen maar in beginsel niet de afgifte daarvan. De vordering tot afgifte van de (originele) tekening(en) is zonder nadere gronden niet voor toewijzing vatbaar.
8. De vordering tot afgifte van stukken valt niet aan te merken als een voorlopige voorziening, nu deze, zoals hierboven reeds is overwogen, geen voorlopig karakter heeft. Derhalve kunnen de grieven niet leiden tot vernietiging van het vonnis en heeft Layher geen belang bij rolverwijzing voor het nemen van een memorie van antwoord, zodat rolverwijzing achterwege kan blijven. Scafom zal worden verwezen in de kosten van het hoger beroep. Dit brengt mee dat moet worden beslist als na te melden.
Beslissing
Het hof:
- verklaart Scafom ontvankelijk in haar hoger beroep van het vonnis in het incident van 8 juni 2005;
- bekrachtigt het vonnis in het incident waarvan beroep;
- verwijst Scafom in de kosten van het incident en begroot deze aan de zijde van Layher
tot op deze uitspraak op € 894,- aan salaris en € 291,- aan verschotten.
Dit arrest is gewezen door mrs J.C. Fasseur-van Santen, C.J. Verduyn en S.U. Ottevangers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 augustus 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.