Hof 's-Gravenhage, 27-11-2002, nr. 843-R-01
ECLI:NL:GHSGR:2002:AF2545
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
27-11-2002
- Zaaknummer
843-R-01
- LJN
AF2545
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2002:AF2545, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 27‑11‑2002; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2004:AO3872
Cassatie: ECLI:NL:HR:2004:AO3872
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑11‑2002
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak : 27 november 2002
Rekestnummer : 843-R-01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 01-3088
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellante],
wonende te [X]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. B.N.C.M. Leemans,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [Y],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. W. Taekema
PROCESVERLOOP
De vrouw is op 19 oktober 2001 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 24 augustus 2001.
De man heeft op 25 juni 2002 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof brieven met bijlagen ingekomen, gedateerd 22 augustus 2002, 10 september 2002 en 12 september 2002.
Op 13 september 2002 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar procureur en de man, bijgestaan door mr. E.M. Richel, advocaat te Rotterdam.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen het volgende vast.
De partijen zijn met elkaar gehuwd [in] 1971.
In 1985 heeft de man een vordering tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank te
's-Gravenhage. In reconventie heeft de vrouw verzocht om alimentatie voor haarzelf van ƒ 1.500,- per maand.
Bij vonnis van 12 mei 1986 heeft de rechtbank tussen de partijen de echtscheiding uitgesproken. Het echtscheidingsvonnis is op 7 juli 1986 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het is niet bekend of de rechtbank heeft beslist op de alimentatievordering van de vrouw.
Bij beschikking van 5 april 1994 heeft de rechtbank, op verzoek van de vrouw, de alimentatie voor haarzelf ten laste van de man vastgesteld op ƒ 1.000,- per maand, met ingang van 1 januari 1994.
Op 25 juni 2001 heeft de man de rechtbank te Rotterdam verzocht de alimentatie voor de vrouw - uitvoerbaar bij voorraad - met ingang van 7 juli 2001, althans met ingang van een datum die de rechtbank juist zou achten, te beëindigen, op nihil te stellen of vast te stellen op een bedrag dat de rechtbank juist zou voorkomen. De vrouw is in eerste aanleg niet verschenen.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank - uitvoerbaar bij voorraad - vastgesteld dat de alimentatieverplichting van de man is geëindigd per 7 juli 2001.
Ten aanzien van de vrouw.
De vrouw heeft uit WAO-uitkering en aanvullende bijstandsuitkering een inkomen op het sociale minimum. De beëindiging van de alimentatie brengt geen terugval in het inkomen van de vrouw teweeg.
Sinds 7 juli 2001 ontvangt de vrouw geen alimentatie meer van de man.
BEOORDELING
1. In geschil is de limitering van de alimentatie voor de vrouw met ingang van 7 juli 2001.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, primair het inleidende verzoek van de man in al zijn onderdelen alsnog af te wijzen en subsidiair een voor verlenging vatbare termijn te bepalen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht. De man bestrijdt haar beroep.
3. Het hof passeert de stellingen van de vrouw ten aanzien van haar niet-verschijnen in eerste aanleg. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door de rechtbank verzonden stukken haar niet hebben bereikt of dat zij niet behoorlijk is opgeroepen voor de mondelinge behandeling.
Aanvang 15-jaars termijn
4. De partijen verschillen van mening over de vraag wanneer de termijn van 15 jaar in de zin van de overgangsregeling in artikel II lid 2 van de Wet van 28 april 1994 (Wet Limitering Alimentatie) Stb. 324, die op 1 juli 1994 in werking is getreden, een aanvang neemt.
5. De vrouw meent dat deze termijn is aangevangen op 5 april 1994, namelijk op de datum van de rechterlijke uitspraak waarbij (waarschijnlijk voor de eerste maal) de alimentatie voor de vrouw is bepaald. Zij stelt dat, nu bij de partijen geen eerdere rechterlijke uitspraak ten aanzien van de alimentatie voor de vrouw bekend is, het ervoor moet worden gehouden dat een eerdere uitspraak waarbij de alimentatieverplichting is vastgesteld niet tot stand is gekomen, ook al is tijdens de echtscheidingsprocedure wel om een dergelijke uitspraak gevraagd.
6. De man is van mening dat de termijn van 15 jaar aanvangt op 12 mei 1986, zijnde de datum waarop de echtscheiding door de rechter is uitgesproken. Hij meent dat niet de rechterlijke beslissing, waarbij de omvang van de onderhoudsplicht - aan de hand van de wettelijke maatstaven van behoefte en draagkracht - is vastgesteld (de beslissing van 5 april 1994), bepalend is voor de aanvang van de termijn, maar de rechterlijke beslissing waarbij de verplichting tot uitkering op grond van de wet in beginsel ontstaat, namelijk de echtscheidingsbeslissing.
7a. Het hof is van oordeel dat de termijn van 15 jaar als bedoeld in artikel II lid 2 van de Wet Limitering Alimentatie aanvangt op het moment van ontbinding van het huwelijk, dus op de datum dat het echtscheidingsvonnis is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, derhalve op 7 juli 1986.
7b. Uit de tekst van lid 2 van artikel II van meergenoemde wet blijkt dat de rechter de onderhoudsverplichting (van de gewezen echtgenoot van de onderhoudsgerechtigde) kan beëindigen onder de daar genoemde voorwaarden. De verplichting tot onderhoud waarop lid 2 van de overgangsbepaling ziet, ontstaat op het moment van de beëindiging van het huwelijk. Daaraan doet naar het oordeel van het hof niet af, dat er - om welke reden dan ook - pas in een later stadium daadwerkelijk wordt betaald.
7c. Het hof zoekt voor zijn oordeel aansluiting bij de huidige wettelijke regeling voor limitering, zoals die geldt krachtens de Wet Limitering Alimentatie. In de huidige regeling is immers ook de ontbindingsdatum bepalend voor de aanvang van de termijn van (in beginsel) 12 jaar (artikel 1: 157 lid 4 BW). Het komt het hof onaannemelijk voor, dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om bij "oude" alimentatiegevallen uit te gaan van een ander uitgangspunt bij het bepalen van de aanvang van de limiteringstermijn dan bij "nieuwe" alimentatiegevallen. Een ander uitgangspunt, waarbij er bijvoorbeeld zou dienen te worden uitgegaan van de datum van de rechterlijke uitspraak waarbij de omvang van de alimentatieverplichting is vastgesteld, zou onredelijke consequenties kunnen hebben. In een dergelijk geval zou immers de alimentatiegerechtigde het in de hand hebben om te bepalen wanneer de termijn van 15 jaar aanvangt.
8. Uit het vooroverwogene volgt dat de onderhoudsverplichting van de man op 7 juli 2001 reeds 15 jaar had geduurd. Artikel II lid 2 van de Wet Limitering Alimentatie is derhalve van toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de alimentatie worden beëindigd, nu de onderhoudsverplichting van de man 15 jaar heeft geduurd, tenzij deze beëindiging voor de vrouw van zo ingrijpende aard is dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van haar gevergd kan worden.
9. Nu tussen de partijen is komen vast te staan dat de beëindiging van de alimentatie voor de vrouw niet van zo ingrijpende aard is dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van haar gevergd kan worden, dient het inleidende verzoek van de man tot beëindiging van de alimentatie gehonoreerd te worden. De bestreden beschikking zal dan ook worden bekrachtigd. Het hof zal de verzoeken van de vrouw, gelet op het voorgaande, afwijzen.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderwor-pen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Bruijn-Lückers, Stille en Mulder, bijgestaan door mr. Oostveen als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 27 november 2002.