NJB 2014/2220:Bevelen tot dadelijk uitvoerbaarheid van de op grond van art. 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht, art. 14e lid 1 Sr: de invoering van de regeling in laatstgenoemde bepaling kan niet worden aangemerkt als een wijziging van wetgeving ten aanzien van de strafbaarstelling of de strafbedreiging, zodat art. 1 lid 2 Sr op wijziging van die regeling niet van toepassing kan zijn. Gelet op art. 14e lid 1 Sr dient de feitenrechter bij een veroordeling voor belaging in de zin van art. 285b Sr – welk misdrijf niet zonder meer kan worden gekarakteriseerd als een misdrijf ‘dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen’ als bedoeld in eerstgenoemde bepaling – te motiveren waarom het de dadelijke tenuitvoerlegging van de voorwaarden heeft bevolen, wanneer de bewezenverklaring niet een gedraging bevat die onmiskenbaar is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van de aangever. In casu onvoldoende sprake van zodanige motivering