V-N 2015/4.6
Verwijzingshof moet volgens A-G duidelijkheid scheppen over afspraken over navordering
HR (A-G) 05-12-2014, ECLI:NL:PHR:2014:2283, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
5 december 2014
- Zaaknummer
14/02920
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- JCDI
JCDI:ADS919849:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Vennootschapsbelasting (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3225, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑11‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑12‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:2283, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑12‑2014
- Wetingang
Essentie
A-G Wattel concludeert dat de bewijslast dat de navorderingsaanslag 2004 onjuist is, op X bv rust. X bv heeft namelijk niet de vereiste aangifte gedaan, en onduidelijk blijft of X bv zelf, tijdens een telefonisch overleg, heeft voorgesteld om over 2004 na te vorderen.
Samenvatting
In mei 2004 heeft de inspecteur bij de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2000 een herinvesteringsreserve (hierna: HIR) van € 404.751 geschrapt. In de bezwaarfase vindt een hoorgesprek plaats, waarbij X bv het standpunt inneemt dat de HIR eind 2000 in stand kon blijven, maar in 2004 belast was vrijgevallen wegens het ontbreken van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.