HR, 04-12-2015, nr. 12/02875
ECLI:NL:HR:2015:3466
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-12-2015
- Zaaknummer
12/02875
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3466, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑12‑2015; (Cassatie)
Terugverwijzing naar: ECLI:NL:GHAMS:2018:421
- Vindplaatsen
Douanerechtspraak 2016/224
Uitspraak 04‑12‑2015
Inhoudsindicatie
De middelen III en IV slagen op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 12/02876bis (ECLI:NL:HR:2015:3467) uitgesproken arrest van de Hoge Raad.
Partij(en)
4 december 2015
Nr. 12/02875
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] Ltd. te [Z], Verenigd Koninkrijk (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 mei 2012, nr. 10/00637, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 09/5308) betreffende een aan belanghebbende uitgereikte uitnodiging tot betaling van douanerechten.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van 23 oktober 2014, Unitrading Ltd., C-437/13, ECLI:EU:C:2014:2318, van het Hof van Justitie van de Europese Unie, BNB 2015/26.
Belanghebbende heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op de conclusie van Advocaat-Generaal M.E. van Hilten van 13 mei 2015 in de met de onderhavige zaak samenhangende zaak met nummer 12/02876bis.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen III en IV slagen op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 12/02876bis uitgesproken arrest van de Hoge Raad. De overige middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het hiervoor bedoelde arrest. ’s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
3. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 12/02876bis met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 466,
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 6247,50, derhalve op € 3123,75 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, G. de Groot en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2015.