NJF 2015/62
Procesrecht. Ontvankelijkheid erfgenamen in hoger beroep.
Hof Amsterdam 02-12-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5112
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
2 december 2014
- Magistraten
Mrs. C.G. Kleene-Eijk, G.J. Driessen-Poortvliet, A.R. Sturhoofd
- Zaaknummer
200.142.155/01
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Erfrecht / Gevolgen erfopvolging
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHAMS:2014:5112, Uitspraak, Hof Amsterdam, 02‑12‑2014
ECLI:NL:GHAMS:2014:6156, Uitspraak, Hof Amsterdam, 18‑03‑2014
- Wetingang
Art. 4:195, 4:198 BW
Essentie
Procesrecht. Ontvankelijkheid erfgenamen in hoger beroep.
Samenvatting
Partijen in hoger beroep zijn de drie dochters van erflater. In eerste aanleg was de procedure aanhangig tussen erflater en thans appellante, één van de dochters van erflater. Erflater is overleden voordat de rechtbank vonnis heeft gewezen. In hoger beroep dagvaardt appellante de beide andere dochters van erflater. Het hof stelt ten aanzien van de ontvankelijkheid voorop dat de beoordeling van een hoedanigheid van een procespartij van openbare orde is. Het hof overweegt vervolgens dat partijen, die de nalatenschap van erflater beneficiair hebben aanvaard, hun bevoegdheden als vereffenaars van de beneficiair aanvaarde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.