HvJ EG 10 november 2011, C-405/10 in de zaak tegen Özlem Garenfeld.
Hof Amsterdam, 18-05-2022, nr. 23-003006-20
ECLI:NL:GHAMS:2022:2069
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
18-05-2022
- Zaaknummer
23-003006-20
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:2069, Uitspraak, Hof Amsterdam, 18‑05‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1169
Uitspraak 18‑05‑2022
Inhoudsindicatie
Economische strafzaak. EVOA. Bevestiging van vrijspraak mbt het overbrengen van afvalstoffen zonder CCIC certificaat naar China. Geen strijd met communautaire regelgeving.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003006-20
Datum uitspraak: 18 mei 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 83-034834-19 tegen:
[verdachte] ,
gevestigd op het adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de vertegenwoordiger van de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
De economische kamer van de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 20.000.
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep de overwegingen van de rechtbank als volgt aanvult.
De advocaat-generaal heeft ter adstructie van haar standpunt in haar schriftelijk requisitoir verwezen naar een arrest van het Hof van Justitie van 10 november 2011.1.De prejudiciële vraag die in dat arrest aan de orde was, ziet echter op een wezenlijk andere situatie dan de onderhavige, omdat in die zaak – kort gezegd – sprake was van de rubricering van een afvalstof in twee verschillende categorieën, te weten in kolom a (invoerverbod) en d (lokale procedure). Het arrest van het Hof van Justitie werpt daarom geen relevant licht op de onderhavige zaak.
De eindconclusie van de advocaat-generaal – het zonder CCIC certificaat overbrengen van afvalstoffen naar China zoals tenlastegelegd is in strijd met communautaire regelgeving – kan niet worden gebaseerd op de wet- en regelgeving en de argumenten die naar voren zijn gebracht in het requisitoir.
BESLISSING
Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 mei 2022.
Mr. B.A.A. Postma en mr. A. Scheffens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 18‑05‑2022