RvdW 2017/450
Verjaring o.g.v. art. 3:310 lid 1 BW; aanvang verjaringstermijn; maatstaf; bekendheid met de schade en met de aansprakelijke persoon; voldoende zekerheid over aansprakelijke persoon?
HR 31-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:552
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31 maart 2017
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, C.E. du Perron
- Zaaknummer
16/00576
- Conclusie
A-G mr. L.A.D. Keus
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Waterrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:552, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1325, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑12‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑01‑2016
- Wetingang
Art. 3:310 BW
Essentie
Verjaring o.g.v. art. 3:310 lid 1 BW; aanvang verjaringstermijn; maatstaf; bekendheid met de schade en met de aansprakelijke persoon; voldoende zekerheid over aansprakelijke persoon?
Het hof heeft voor de aanvang van de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW ten onrechte doorslaggevend geacht dat eisers tot cassatie bekend waren met de mogelijkheid dat Rijkswaterstaat voor de schade aansprakelijk was en dat zij hun rechten door aansprakelijkstelling hadden kunnen veilig stellen. Die enkele mogelijkheid is, in het licht van de vaste rechtspraak van de Hoge Raad, ook indien eisers professionele rechtsbijstand genoten, niet voldoende om ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.