NJB 2022/2264
Schending redelijke termijnen in strafzaak en in ontnemingsprocedure: in casu niet zonder meer begrijpelijk oordeel van het hof in de ontnemingsprocedure dat kan worden volstaan met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep, omdat in de strafzaak compensatie plaatsvindt voor deze overschrijding, nu uit de overwegingen van het hof in de strafzaak volgt dat die strafvermindering enkel wordt toegepast ter compensatie van de schending van de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep, en dus niet voor het tijdsverloop in eerste aanleg.
HR 27-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1287
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 september 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, M.J. Borgers, C. Caminada, T. Kooijmans
- Zaaknummer
20/00214
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1287, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑09‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1214, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑12‑2021
- Wetingang
(art. 6 EVRM)
Essentie
Schending redelijke termijnen in strafzaak en in ontnemingsprocedure: in casu niet zonder meer begrijpelijk oordeel van het hof in de ontnemingsprocedure dat kan worden volstaan met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep, omdat in de strafzaak compensatie plaatsvindt voor deze overschrijding, nu uit de overwegingen van het hof in de strafzaak volgt dat die strafvermindering enkel wordt toegepast ter compensatie van de schending van de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep, en dus niet voor het tijdsverloop in eerste aanleg.
Uitspraak
Inleiding
Ontnemingsprocedure. Het gerechtshof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.