Einde inhoudsopgave
Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 18 [Bezwaarschrift]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
03-04-2019, Stb. 2019, 141 (uitgifte: 12-04-2019, kamerstukken: 33844)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-10-2020, Stb. 2020, 456 (uitgifte: 18-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Justitiële jeugdinrichtingen
1.
De betrokkene heeft het recht een met redenen omkleed bezwaarschrift in te dienen tegen de beslissing:
- a.
tot verlenging van de termijn, bedoeld in artikel 13, tweede lid;
- b.
tot plaatsing of overplaatsing of overbrenging als bedoeld in artikel 12, eerste onderscheidenlijk achtste lid;
- c.
tot plaatsing of overplaatsing op een afdeling als bedoeld in de artikelen 22a, 22b, 22c en 22d.
2.
Op de wijze van indiening is artikel 66, tweede, zesde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.
3.
Onze Minister stelt de betrokkene in de gelegenheid schriftelijk of mondeling diens bezwaarschrift toe te lichten, tenzij hij het aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht.
4.
Onze Minister stelt de indiener van het bezwaarschrift binnen zes weken van zijn met redenen omklede beslissing schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor deze begrijpelijke taal op de hoogte. Hierbij wijst hij hem op de mogelijkheid van het instellen van beroep, bedoeld in hoofdstuk XV, alsmede de termijnen waarbinnen en de wijze waarop dit gedaan moet worden.
5.
Het indienen van een bezwaarschrift blijft achterwege, indien de betrokkene in de gelegenheid is gesteld zijn bezwaren tegen een door Onze Minister voorgenomen en hem betreffende beslissing als bedoeld in het eerste lid kenbaar te maken.