Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming
Einde inhoudsopgave
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/3.3.1:3.3.1 Oogmerk van begunstiging en de afweging van rechtsbeginselen
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/3.3.1
3.3.1 Oogmerk van begunstiging en de afweging van rechtsbeginselen
Documentgegevens:
Dr. R.H. Happé, datum 06-11-2000
- Datum
06-11-2000
- Auteur
Dr. R.H. Happé
- JCDI
JCDI:ADS396102:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie hiertoe 3.2.2, in het bijzonder de behandeling van het eerste criterium.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De voorrangsregel van het oogmerk van begunstiging heeft een grote mate van verwantschap met die van het begunstigende niet-gepubliceerde beleid. In zeker opzicht is zij een nadere verbijzondering van de laatst genoemde regel. Het doorbraakarrest BNB 1979/211 is ook voor de regel van het oogmerk van begunstiging als het arrest is te beschouwen waarin de afweging van rechtsbeginselen terzake heeft plaatsvonden. Bij het begunstigende niet-gepubliceerde beleid heb ik aangegeven dat naar aanleiding van de eerste arresten de vraag aan de orde kwam of de Hoge Raad als eis stelde dat er sprake moest zijn van een groep. Vrij snel werd duidelijk dat de rechter deze eis niet stelde.1 Toch is de aanwezigheid van een groep vaak de context waarbinnen de belastingplichtige in voorkomende gevallen een vermoeden krijgt dat hij in vergelijking met anderen ongunstiger is behandeld. In een beperkt aantal arresten heeft de Hoge Raad gewicht toegekend aan het gelijkheidsbeginsel in de situatie dat de inspecteur binnen een kleine groep van belastingplichtigen onderscheid maakte tussen de belastingplichtigen. De inspecteur hanteerde in die gevallen weliswaar geen beleidsregels maar nam toch ten opzichte van een of meer belastingplichtigen een gunstiger standpunt in. In HR 28 maart 1984, nr. 22171, BNB 1984/196 kwam de Hoge Raad tot de erkenning van de voorrangsregel van het oogmerk van begunstiging.
In HR 28 maart 1984, nr. 22171, BNB 1984/196, m.n. Hofstra, ging het om twee aandeelhouders van dezelfde vennootschap. Ieder van hen bezat 50% van de aandelen. De ene belastingplichtige was ter zake van de waarde van zijn aandelen voor de vermogensbelasting lager aangeslagen dan de andere belastingplichtige. De laatste beriep zich op het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad overwoog dat voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel in een dergelijk geval nodig is dat de ongelijke behandeling voortkomt uit een oogmerk van begunstiging.