Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 30-05-2002
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt toegepast vanaf 28-06-2004, tegelijk met de inwerkingtreding van het Verdrag van Montreal voor de Gemeenschap (20-05-1999, Trb. 2001, 91).
- Bronpublicatie:
13-05-2002, PbEG 2002, L 140 (uitgifte: 30-05-2002, regelingnummer: 889/2002)
- Inwerkingtreding
30-05-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-05-2002, PbEG 2002, L 140 (uitgifte: 30-05-2002, regelingnummer: 889/2002)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Verordening van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 84, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),
- (1)
Overwegende dat het in het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid nodig is het beschermingsniveau voor passagiers die bij een vliegtuigongeval betrokken zijn, te verhogen;
- (2)
Overwegende dat de aansprakelijkheidsregels in geval van ongevallen vallen onder het op 12 oktober 1929 te Warschau ondertekende Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer of onder dit Verdrag zoals gewijzigd bij het op 28 september 1955 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag en het op 18 september 1961 te Guadalajara ondertekende Verdrag, al naar gelang van het Verdrag dat van toepassing is, elk dezer Verdragen hierna ‘Verdrag van Warschau’ te noemen; dat het Verdrag van Warschau over de gehele wereld ten behoeve van passagiers en luchtvervoerders wordt toegepast;
- (3)
Overwegende dat de door het Verdrag van Warschau vastgestelde aansprakelijkheidsgrens naar de heden ten dage geldende economische en sociale maatstaven te laag ligt en vaak tot langdurige gerechtelijke procedures leidt die het imago van het luchtvervoer schaden; dat de lidstaten deze aansprakelijkheidsgrens bijgevolg op uiteenlopende wijze hebben verhoogd, hetgeen tot verschillende vervoersvoorwaarden op de interne luchtvaartmarkt heeft geleid;
- (4)
Overwegende dat het Verdrag van Warschau voorts alleen op het internationale vervoer van toepassing is; dat er op de interne luchtvaartmarkt niet langer onderscheid tussen binnenlandse en internationale vluchten wordt gemaakt; dat het daarom dienstig is, bij binnenlands en internationaal verkeer dezelfde hoogte en aard van de aansprakelijkheid te hebben;
- (5)
Overwegende dat het Verdrag van Warschau reeds lange tijd herzien had moeten worden en dat een en ander op lange termijn een meer eenvormig en toepasselijk antwoord op internationaal niveau voor de kwestie van de aansprakelijkheid van de luchtvervoerders in geval van ongevallen zou hebben betekend; dat de pogingen om de bij het Verdrag van Warschau bepaalde aansprakelijkheidsgrenzen te verhogen, door middel van multilaterale onderhandelingen moeten worden voortgezet;
- (6)
Overwegende dat in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel een optreden op het niveau van de Gemeenschap wenselijk is om te komen tot een harmonisatie op het vlak van de aansprakelijkheid van luchtvervoerders en zou kunnen dienen als richtsnoer voor het verbeteren van de bescherming van passagiers in de hele wereld;
- (7)
Overwegende dat de financiële grenzen van de aansprakelijkheid in de zin van artikel 22, lid 1, van het Verdrag van Warschau of eventuele andere wettelijke of contractuele grenzen moeten worden afgeschaft in overeenstemming met de huidige internationale trends;
- (8)
Overwegende dat, teneinde te vermijden dat slachtoffers van ongevallen niet worden vergoed, luchtvervoerders van de Gemeenschap zich bij rechtsvorderingen wegens overlijden, verwonding of enig ander lichamelijk letsel van passagiers in de zin van artikel 17 van het Verdrag van Warschau tot een bepaald maximum niet zouden mogen beroepen op artikel 20, lid 1, van het Verdrag van Warschau;
- (9)
Overwegende dat de luchtvervoerders van de Gemeenschap van hun aansprakelijkheid kunnen worden ontheven in geval van mede-oorzakelijke nalatigheid van de betrokken passagier;
- (10)
Overwegende dat de verplichtingen van deze verordening moeten worden verduidelijkt in het licht van artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen (4); dat de luchtvervoerders van de Gemeenschap in dit verband verzekerd moeten zijn tot een bij deze verordening bepaald maximum;
- (11)
Overwegende dat luchtvervoerders van de Gemeenschap altijd het recht moeten hebben schadevergoeding te eisen van derden;
- (12)
Overwegende dat gewonde passagiers of natuurlijke personen die recht hebben op schadevergoeding, door het onverwijld betalen van voorschotten aanzienlijk kunnen worden geholpen om de onmiddellijke kosten na een vliegtuigongeval te dragen;
- (13)
Overwegende dat de regels inzake de aard en de beperking van de aansprakelijkheid bij overlijden, verwonding of enig ander lichamelijk letsel van een passagier een onderdeel vormen van de vervoersvoorwaarden vervat in de tussen luchtvervoerder en de passagier gesloten luchtvervoersovereenkomst; dat, teneinde het risico van concurrentieverstoring te verkleinen, luchtvervoerders van derde landen passagiers behoorlijk over hun vervoersvoorwaarden moeten inlichten;
- (14)
Overwegende dat het passend en noodzakelijk is dat de in deze verordening aangegeven financiële grenzen opnieuw worden bezien om rekening te houden met de economische ontwikkelingen en de ontwikkelingen in internationale fora;
- (15)
Overwegende dat de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) thans werkt aan een herziening van het Verdrag van Warschau; dat, in afwachting van de resultaten van die herziening, voorlopige maatregelen van de Gemeenschap de bescherming van de passagiers zullen verbeteren; dat de Raad deze verordening zo spoedig mogelijk na de herziening door de ICAO opnieuw dient te bekijken,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 104 van 10. 4. 1996, blz. 18, en PB C 29 van 30. 1. 1997, blz. 10.
PB C 212 van 22. 7. 1996, blz. 38.
Advies van het Europees Parlement van 17 september 1996 (PB C 320 van 28. 10. 1996, blz. 30), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 24 februari 1997 (PB C 123 van 21. 4. 1997, blz. 89) en besluit van het Europees Parlement van 29 mei 1997 (PB C 182 van 16. 6. 1997).
PB L 240 van 24. 8. 1992, blz. 1.