Prg. 2020/94
Bewijslast negatieve verklaring voor recht. Ook bij een vordering tot verklaring voor recht dat eiser niets meer aan gedaagde verschuldigd is, rust de stel- en bewijslast op eiser.
HR 12-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:590
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 april 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/05108
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS198028:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:590, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1429, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑01‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑12‑2017
- Wetingang
Art. 24, 150 Rv; art. 3:302, 3:303 BW
Essentie
Procesrecht. Wie draagt de bewijslast van vordering van eiser dat hij niets meer aan gedaagde is verschuldigd, de zogenaamde negatieve verklaring voor recht?
Zowel stel- als bewijsplicht blijven ook in dat geval bij degene die de verklaring voor recht vordert.
Samenvatting
Dexia heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat zij ten aanzien van de effectenleaseovereenkomst aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan eiser is verschuldigd. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om (extra) schadevergoeding te claimen, naast de door Dexia uitgekeerde schade (restschuld) in het kader van het zgn. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.