Hof Den Haag, 02-09-2020, nr. 2200553419
ECLI:NL:GHDHA:2020:2927
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
02-09-2020
- Zaaknummer
2200553419
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:2927, Uitspraak, Hof Den Haag, 02‑09‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:899
Uitspraak 02‑09‑2020
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd n.a.v. ECLI:NL:HR:2022:899.
Rolnummer: 22-005534-19
Parketnummers: 10-286927-19 en 13-258363-17 (TUL)
Datum uitspraak: 2 september 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 3 december 2019 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
BRP-adres: [adres],
thans gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op19 augustus 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en onder de algemene en bijzondere voorwaarden, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tevens is de gevangenneming van de verdachte bevolen. Voorts is in eerste aanleg de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 13-258363-17 toegewezen, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2019 te Rotterdam [aangeefster1] en/of [aangeefster2] en/of andere medewerkers van uitzendbureau [uitzendbureau] (gevestigd aan de [adres]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door:
- die [aangeefster1] en/of [aangeefster2] en/of andere medewerkers van uitzendbureau [uitzendbureau] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je doodschieten" en/of "Ik heb neefjes die jou voor €50 doodschieten" en/of "Ik ga [naam] en/of andere medewerkers doodschieten" en/of
- ( telefonisch) die [aangeefster2] dreigend de woorden toe te voegen: "Je krijgt 12 messteken in je nek" en/of "Ik ga je verkrachten" en/of
- een voicemailbericht in te spreken waarin verdachte die [aangeefster2] en/of andere medewerkers van uitzendbureau [uitzendbureau] dreigde de kinderen van die [aangeefster2] iets aan te doen en/of seksueel zou gaan misbruiken en/of dat hij naar het kantoor zou komen met een bomgordel en de boel zou opblazen;
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi het voorwaardelijk verzoek gedaan tot het verstrekken van de drie ingesproken voicemailberichten, voor het doen verrichten van tegenonderzoek door stemdeskundigen, nu door het NFI is erkend dat voor het uitvoeren van een stemherkenning speciale kennis en technieken zijn vereist. Uit het dossier blijkt niet dat de verbalisanten, die de stemherkenning hebben uitgevoerd, over deze kennis beschikken.
Het hof is van oordeel dat ten aanzien van dit verzoek de noodzakelijkheid niet is gebleken, nu de verbalisanten in het proces-verbaal uitvoerig hebben beschreven aan de hand waarvan zij de stemherkenning hebben gedaan, te weten aan de tonatie, de zinsopbouw, het accent, de zwaarte van de stem en de wijze waarop de verdachte spreekt, waarbij het hof voorts meeweegt dat de verbalisanten kort voor het beluisteren van de opnamen zelf met de verdachte hebben gesproken. Hier komt bij dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij een voicemailbericht met hoge emotie heeft ingesproken. Onder deze omstandigheden is voor de stemherkenning geen speciale kennis vereist.
Voorts heeft de raadsman bij pleidooi het voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van aangeefsters [aangeefster1] en [aangeefster2]. Het hof is van oordeel dat het enkele betwisten van de aangiftes door de verdachte onvoldoende is voor de noodzaak tot het horen van de aangeefsters, temeer nu hun verklaringen steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De verzoeken worden derhalve afgewezen.
Gevoerde verweren
Vormverzuim bij aanhouding
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verbalisanten voor de aanhouding van verdachte zijn woning zonder diens toestemming zijn binnengetreden en dat zij niet over een justitie beschikten. De verdediging heeft bepleit dat het vormverzuim dient te leiden tot strafvermindering.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van het door de verbalisanten Korf en Hoppenbrouwer op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van aanhouding kan worden vastgesteld dat de verdachte is gevraagd naar buiten te komen. De verbalisanten zagen dat de verdachte naar buiten liep het portiek in, waar hij is aangehouden.
Het hof ziet geen aanleiding aan de inhoud van dit proces-verbaal te twijfelen. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat het verweer van de verdediging op dit punt feitelijke grondslag mist. Reeds om die reden wordt het verworpen.
Betrouwbaarheid stemherkenningen
De raadsman heeft voorts, onder aanvoering van de hiervoor onder Voorwaardelijke verzoeken vermelde argumenten, de betrouwbaarheid van de stemherkenningen betwist. De voicemailberichten mogen om die reden niet voor het bewijs worden gebruikt, temeer nu deze zich ook niet in het dossier bevinden, aldus de raadsman.
Het hof heeft, met verwijzing naar het hiervoor overwogene met betrekking tot de stemherkenningen, geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die herkenningen. Gelet hierop en in aanmerking nemende dat een weergave van de voicemailberichten in een proces-verbaal is opgenomen, is er geen reden de voicemailberichten uit te sluiten van het bewijs.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 29 november 2019 te Rotterdam [aangeefster1] en/of [aangeefster2] en/of andere medewerkers van uitzendbureau [uitzendbureau] (gevestigd aan de [adres]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door:
- die [aangeefster1] en/of [aangeefster2] en/of andere medewerkers van uitzendbureau [uitzendbureau] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je doodschieten" en/of "Ik heb neefjes die jou voor €50 doodschieten" en/of "Ik ga [naam] en/of andere medewerkers doodschieten" en/of
- ( telefonisch) die [aangeefster2] dreigend de woorden toe te voegen: "Je krijgt 12 messteken in je nek" en "Ik ga je verkrachten" en/of
- een voicemailbericht in te spreken waarin verdachte die [aangeefster2] en/of andere medewerkers van uitzendbureau [uitzendbureau] dreigde de kinderen van die [aangeefster2] iets aan te doen en/of seksueel zou gaan misbruiken en/of dat hij naar het kantoor zou komen met een bomgordel en de boel zou opblazen;
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of verkrachting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft meerdere personen, terwijl zij alleen maar hun werk deden, en hun familie met ernstige misdrijven bedreigd, onder meer door te dreigen het kantoor van het uitzendbureau op te blazen met een bomgordel. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen gevoelens van angst bij de bedreigde personen veroorzaakt, maar dergelijke feiten brengen ook bij burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.5 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten.
Aan de door de raadsman aangevoerde argumenten voor een lagere straf, een andere strafmodaliteit en het achterwege laten van voorwaarden gaat het hof voorbij, gelet op de veelheid aan bedreigingen en de indringendheid daarvan. Het hof is van oordeel dat er voldoende reden is om een contactverbod op te leggen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 april 2018 onder parketnummer13-258363-17 is de verdachte voor zover van belang veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis, met bevel dat die taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet hij zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak melden bij de reclassering op het volgende adres: Wibautstraat 12 te Amsterdam. Hierna zal hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze periode nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag (behandelcentrum voor ambulante forensische psychiatrie) op de tijden en plaatsen als door of namens De Waag aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor impuls- dan wel agressieregulatie;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medewerkers van uitzendbureau [uitzendbureau], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd verboden is zich niet mag bevinden in de omgeving van het uitzendbureau [uitzendbureau], binnen een straal van 500 meter van [adres], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 april 2018, onder parketnummer 13-258363-17, te weten een taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,mr. F.P. Geelhoed en mr. Y.J. Wijnnobel - van Erp, in bijzijn van de griffier mr. E.G. Ouwens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 september 2020.