Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3A:141 Procedures bij afwikkelingsmaatregelen
Geldend
Geldend vanaf 04-11-2022
- Bronpublicatie:
13-10-2022, Stb. 2022, 428 (uitgifte: 03-11-2022, kamerstukken: 36105)
- Inwerkingtreding
04-11-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2022, Stb. 2022, 428 (uitgifte: 03-11-2022, kamerstukken: 36105)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Een besluit tot het nemen van een afwikkelingsmaatregel van de Nederlandsche Bank op grond van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen, alsmede de voorbereiding en uitvoering van dat besluit, is niet onderworpen aan enig instemmingsvereiste ingevolge de wet, de statuten of tussen de centrale tegenpartij en haar aandeelhouders of leden overeengekomen regelingen ten aanzien van de besluitvorming door de algemene vergadering, met uitzondering van het vereiste van instemming van de verkrijger bij overdracht of overgang van eigendomsinstrumenten, activa of passiva.
2.
Onverminderd het bepaalde ingevolge de artikelen 41, 43 of hoofdstuk VI van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen, is een besluit tot het nemen van een afwikkelingsmaatregel alsmede de voorbereiding en uitvoering ervan, niet onderworpen aan enig kennisgevingsvereiste of procedureel voorschrift ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
3.
De uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in artikel 48 of 49 van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen is niet onderworpen aan enige andere beperking uit hoofde van de wet, statuten of overeenkomst.
4.
Een besluit tot toepassing van een afwikkelingsinstrument vermeldt het tijdstip waarop het in werking treedt. De desbetreffende eigendomsinstrumenten, activa of passiva gaan over op dit tijdstip, tenzij in het besluit anders is bepaald.