Betrokkene verbleef op dat moment in een psychiatrisch ziekenhuis krachtens een machtiging tot voortzetting van een inbewaringstelling.
HR, 17-09-2010, nr. 10/02320
ECLI:NL:HR:2010:BM9602
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17-09-2010
- Zaaknummer
10/02320
- Conclusie
Mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BM9602
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BM9602, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑09‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM9602
ECLI:NL:PHR:2010:BM9602, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM9602
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
BJ 2010/48
Uitspraak 17‑09‑2010
Inhoudsindicatie
BOPZ. Machtiging om verblijf in psychiatrisch ziekenhuis te doen voortduren. Uit geneeskundige verklaring af te leiden dat betrokkene lijdt aan actuele stoornis van de geestvermogens die betrokkene gevaar doet veroorzaken? (art. 81 RO).
17 september 2010
Eerste Kamer
10/02320
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ASSEN,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 78564-2010 van de rechtbank Assen van 25 maart 2010.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 september 2010.
Conclusie 25‑06‑2010
Mr. F.F. Langemeijer
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Betrokkene]
tegen
Officier van Justitie te Assen
1.
Deze Bopz-zaak leent zich voor een verkorte conclusie. Op 10 maart 2010 heeft de officier van justitie in het arrondissement Assen een voorlopige machtiging verzocht om het verblijf van verzoekster tot cassatie (hierna: betrokkene) in een psychiatrisch ziekenhuis te doen voortduren1.. Bij het verzoekschrift was een geneeskundige verklaring gevoegd.
2.
De rechtbank heeft op 25 maart 2010 betrokkene en haar raadsman, een waarnemer van de behandelend psychiater en een arts-assistent gehoord. Bij beschikking van diezelfde datum heeft de rechtbank de verzochte machtiging verleend.
3.
Namens betrokkene is — tijdig — beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweer gevoerd.
4.
Onderdeel I van het cassatiemiddel klaagt dat de rechtbank uit de inhoud van de geneeskundige verklaring niet, althans niet zonder nadere motivering, heeft kunnen afleiden dat betrokkene lijdt aan een actuele stoornis van de geestvermogens die betrokkene gevaar doet veroorzaken. De toelichting benadrukt dat ten tijde van het psychiatrisch onderzoek geen sprake was van een psychiatrisch toestandsbeeld. De conclusie van de onderzoekend psychiater is volgens de klacht slechts gebaseerd op mededelingen van betrokkene en de behandelend arts, niet op iets dat de onderzoekend psychiater zelf heeft waargenomen. Het gedrag van betrokkene in het verleden en haar eerdere opnamen in een psychiatrisch ziekenhuis2. behoeven volgens de klacht niet te betekenen dat ten tijde van de bestreden beschikking sprake is van een stoornis en van een gevaar dat de vrijheidsbeneming rechtvaardigt.
5.
In de geneeskundige verklaring is als diagnose gesteld: ‘bipolaire I stoornis, laatste episode manisch’3.. Verder is daar vermeld dat patiënte lijdt aan heftige stemmingswisselingen, waarbij perioden van depressiviteit afgewisseld worden met manische episodes. Tijdens een depressieve periode ligt patiënte grotendeels in bed en is zij niet in staat voor zichzelf te zorgen. Tijdens een manische periode is sprake van ontremd (ook seksueel ontremd) gedrag en zwerfgedrag4.. De onderzoekende, niet bij de behandeling betrokken psychiater verklaarde dat op het moment van onderzoek geen sprake was van een psychiatrisch toestandsbeeld. De informatie is volgens de psychiater afkomstig van betrokkene zelf, bevestigd door de behandelend arts en voorts te kennen uit het schrijven van de vader van betrokkene aan de officier van justitie over gebeurtenissen in februari 2010.
6.
Anders dan het middel stelt, heeft de rechtbank uit de geneeskundige verklaring kunnen afleiden dat betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens die haar gevaar doet veroorzaken. Er is geen sprake van een lacune in de redenering of ander motiveringsgebrek. Ook het gevoerde verweer gaf de rechtbank geen aanleiding tot nadere motivering: ter zitting in eerste aanleg heeft de advocaat namens betrokkene gesteld dat zij de stoornis erkent. Volgens de advocaat zit het gevaar niet in het oproepen van agressie van derden, maar in de maatschappelijke teloorgang van betrokkene.
7.
In cassatie wordt niet geklaagd dat het psychiatrisch onderzoek van betrokkene niet zou voldoen aan de eisen die de wet en de jurisprudentie aan een dergelijk onderzoek stellen5.. Voor zover het middel op de gedachte berust dat de psychiater deze diagnose niet had mogen stellen zonder zelf de stemmingswisselingen en daarbij behorende symptomen te hebben waargenomen en dat de rechtbank de conclusie van de psychiater daarom niet had mogen overnemen, faalt de klacht. Een onderzoekende psychiater kan verschillende bronnen raadplegen en, op grond van hetgeen zijn wetenschap hem leert, daaruit gevolgtrekkingen maken. De psychiater heeft betrokkene zelf gesproken en daarnaast andere bronnen van informatie benut. Zo betrokkene van mening zou zijn geweest dat het onderzoek naar de feiten onvoldoende was of dat deze gevolgtrekking niet kon worden gemaakt op basis van de voorhanden informatie, stond het haar en haar advocaat vrij om de deskundige te verzoeken nader onderzoek te doen, rapportage van een eigen deskundige in het geding te brengen of de rechtbank te verzoeken om een second opinion of contra-expertise toe te staan en daartoe opdracht te geven aan een andere deskundige. Het onderdeel faalt.
8.
Onderdeel II richt een motiveringsklacht tegen het oordeel dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Ter toelichting wordt aangevoerd dat betrokkene in eerste aanleg had gesteld dat de situatie van betrokkene is veranderd: ze is afgestapt van haar keuze voor behandeling in het alternatieve circuit, ze geeft zelf aan dat ze manisch is en daarvoor medicatie wil gebruiken; ze wil bij haar moeder wonen en is bereid ambulant behandeling te ondergaan.
9.
Voor zover het onderdeel (tevens) voortborduurt op de klacht van onderdeel I, faalt het op dezelfde grond. Waarom het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend, is in (punt 6 van) de geneeskundige verklaring aldus samengevat:
- —
dat betrokkene zich telkenmale aan ambulante psychiatrische behandeling onttrekt en dan de voor haar noodzakelijke medicatie staakt;
- —
dat geen continuïteit in de behandeling mogelijk is, doordat betrokkene afwisselend in Spanje en Nederland verblijft;
- —
dat de ouders van betrokkene uitgeput zijn en niet langer in staat haar op te vangen.
Hieruit heeft de rechtbank de bestreden gevolgtrekking kunnen maken. Voor het overige gaat het om een beslissing die toekomt aan de rechter die over de feiten oordeelt. De omstandigheid dat betrokkene ter zitting een ander standpunt innam, zoals bedoeld in het middelonderdeel, maakt de beslissing niet onbegrijpelijk. Ook onderdeel II faalt.
10.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
a. - g.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑06‑2010
In de geneeskundige verklaring is opgenomen dat betrokkene opgeeft in de afgelopen 4 jaar tenminste 12 maal gedwongen opgenomen te zijn geweest in Nederland en Spanje. Ter zitting is ook gesproken over een vrijwillige opname in Duitsland. De rechtbank heeft — in cassatie onbestreden — vastgesteld dat betrokkene in de afgelopen jaren diverse malen gedwongen opgenomen is geweest.
Voor een uitleg van deze termen: W. Vandereycken en R. van Deth, Psychiatrie, van diagnose tot behandeling, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum 2004, hoofdstuk 9; R.H. Zuijderhoudt, Stoornis en de Bopz, Den Haag: SDU 2004, hoofdstuk 8.
De rechtbank heeft dit ook als vaststaand aangenomen.
Kort gezegd: een persoonlijk onderzoek, dat wil zeggen een onderzoek waarin de psychiater de betrokkene in een direct contact spreekt en observeert: HR 21 februari 2003 (LJN: AF3450), BJ 2003, 20 m.nt. W. Dijkers. Naast de eisen die uit de wet en de jurisprudentie voortvloeien, zijn er uiteraard nog de professionele eisen, de richtlijnen vanuit de beroepsgroep, en de tuchtrechtelijk te handhaven gedragsregels. Die blijven hier onbesproken.