RvdW 2017/385
Beperking woord voren ter verdediging in casu onverenigbaar met de regel dat een raadsman het recht heeft bij pleidooi aan te voeren wat hem in het belang van de verdediging dienstig voorkomt.
HR 21-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:468
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 maart 2017
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.F. Faase
- Zaaknummer
16/00444 A
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:468, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:156, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑01‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑08‑2016
- Wetingang
Art. 6 lid 3 EVRM; art. 311, 331 Sv; art. 353, 373 Sv BES
Essentie
Beperking om bij pleidooi aan te voeren wat de verdediging dienstig voorkomt.
Een begrenzing van de voor het houden van pleidooi beschikbare tijd brengt niet zonder meer mee dat de raadsman de hem toekomende verdedigingsrechten niet voldoende heeft kunnen uitoefenen. De voorzitter heeft de raadsvrouwe verzocht omwille van de tijd delen van haar pleitnota zoveel mogelijk samen te vatten. De raadsvrouwe heeft vervolgens aangegeven dat zij de pleitnota niet kan samenvatten, heeft verzocht de pleitnota als voorgehouden te beschouwen en in het proces-verbaal van de zitting laten opnemen dat zij nauwelijks het woord heeft kunnen voeren. Nu i) het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.