Einde inhoudsopgave
Wet op de expertisecentra
Artikel 13 Inhoud s.o.
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2024
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Behoudens het bepaalde in het vijfde lid en in artikel 15 omvat het speciaal onderwijs, waar mogelijk in samenhang:
- a.
zintuiglijke oefening;
- b.
lichamelijke oefening;
- c.
Nederlandse taal;
- d.
rekenen en wiskunde;
- e.
enkele kennisgebieden;
- f.
expressie-activiteiten;
- g.
bevordering van sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer;
- h.
bevordering van gezond gedrag;
- i.
Engelse taal.
2.
Het onderwijs kan mede huishoudelijke activiteiten omvatten.
3.
Bij de kennisgebieden wordt in elk geval aandacht besteed aan:
- a.
aardrijkskunde;
- b.
geschiedenis;
- c.
de natuur, waaronder biologie;
- d.
maatschappelijke verhoudingen, waaronder staatsinrichting;
- e.
geestelijke stromingen.
4.
Bij de expressie-activiteiten wordt waar mogelijk aandacht besteed aan de bevordering van het taalgebruik, tekenen, muziek, handvaardigheid, spel en beweging.
5.
Speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen en meervoudig gehandicapte kinderen voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is omvat, waar mogelijk in samenhang;
- a.
zintuiglijke oefening;
- b.
lichamelijke oefening;
- c.
bevordering van de sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer;
- d.
bevordering van gezond gedrag;
- e.
expressie-activiteiten, waarbij in elk geval aandacht wordt besteed aan de bevordering van het taalgebruik, tekenen, muziek, handvaardigheid, spel en beweging;
- f.
een of meer kennisgebieden, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de natuur.
5a.
Het onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en vijfde lid, onderdelen a en b, wordt gespreid verzorgd over alle schooljaren en beslaat in een schooljaar gemiddeld ten minste 1,5 uur per schoolweek.
6.
Op de scholen in de provincie Fryslân kan het speciaal onderwijs mede onderwijs in de Friese taal omvatten.
7.
Ten aanzien van de onderwijsactiviteiten, genoemd in het eerste tot en met het vijfde lid, worden bij algemene maatregel van bestuur kerndoelen vastgesteld, die voor de onderwijssoorten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, kunnen verschillen. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de vorige volzin, wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat 4 weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens de kamer de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. De vorige 3 volzinnen zijn niet van toepassing, voor zover het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur voordien aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is voorgelegd en door of namens de kamer te kennen is gegeven dat van de procedure, bedoeld in de vorige 3 volzinnen, kan worden afgeweken.
8.
Ten aanzien van de onderwijsactiviteit, bedoeld in het zesde lid, stellen provinciale staten van Fryslân bij verordening kerndoelen Friese taal vast, die voor de onderwijssoorten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, kunnen verschillen. De vaststelling geschiedt niet eerder dan nadat gedeputeerde staten overleg hebben gevoerd met het Friese speciaal onderwijs. De verordening behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Indien Onze Minister voornemens is goedkeuring te onthouden, verzoekt hij de Onderwijsraad een advies uit te brengen. Het verzoek bevat een omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies wordt binnen zes weken uitgebracht aan Onze Minister en wordt bekend gemaakt. Onze Minister informeert beide Kamers der Staten-Generaal over zijn voornemen om al dan niet goed te keuren. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van overeenkomstige toepassing.
9.
Onze Minister kan goedkeuring als bedoeld in het achtste lid in ieder geval onthouden indien aan de volgende voorwaarden, waarvoor gedeputeerde staten gegevens aandragen, niet wordt voldaan:
- a.
het bestaan van voldoende draagvlak in het Friese speciaal onderwijs voor de voorgelegde kerndoelen Friese taal;
- b.
dat de kerndoelen Friese taal niet meer inspanningen vergen van het Friese speciaal onderwijs dan het aandeel van het onderwijs in de Friese taal binnen het totaal aan onderwijsactiviteiten rechtvaardigt.
10.
Onze Minister kan goedkeuring als bedoeld in het achtste lid in ieder geval onthouden indien de kerndoelen Friese taal geen aandacht schenken aan:
- a.
het zich mondeling uitdrukken in het Fries en het verstaan van de Fries gesproken taal,
- b.
het zich schriftelijk uitdrukken in het Fries en het verwerven van informatie uit in het Fries gestelde teksten,
- c.
bevordering van het begrip van de Friese taal, en
- d.
het ontwikkelen van een positieve houding ten aanzien van het gebruik van het Fries.
11.
Voor de school geldt de eis dat zij tenminste de kerndoelen bij haar onderwijsactiviteiten als aan het eind van het speciaal onderwijs te bereiken doelstellingen hanteert. Kerndoelen geven een beschrijving van kwaliteiten van leerlingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden. Indien voor een leerling de eerste volzin niet kan worden toegepast, wordt in het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 41a, aangegeven wat daarvan de reden is en welke vervangende onderwijsdoelen worden gehanteerd.
12.
Indien een bevoegd gezag van een bijzondere school dringend bedenkingen heeft tegen de krachtens het zevende of achtste lid vastgestelde kerndoelen, kan het bevoegd gezag eigen kerndoelen voor de school vaststellen. Deze kerndoelen zijn van gelijk niveau als de kerndoelen, bedoeld in het zevende of achtste lid. Het bevoegd gezag zendt de vastgestelde kerndoelen aan de inspecteur.
13.
Bij de verzorging van het onderwijs op basis van de kerndoelen voor Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, neemt het bevoegd gezag, met inachtneming van artikel 11, eerste lid, de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, als uitgangspunt.