Zie voor de wetsgeschiedenis: Parl. Gesch. Burgerlijk Procesrecht, Van Mierlo/Bart, 2002, blz. 306 – 310 en blz. 485).
HR, 16-12-2016, nr. 16/04401
ECLI:NL:HR:2016:2878
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-12-2016
- Zaaknummer
16/04401
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2878, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑12‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1080, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2016:1548, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2016:1080, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑10‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2878, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Niet-ontvankelijkheid; in dagvaarding is geen advocaat bij de Hoge Raad aangewezen (art. 407 lid 3 Rv). Verzuim niet hersteld binnen daarvoor gegeven termijn.
Partij(en)
16 december 2016
Eerste Kamer
16/04401
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. Th.C. Visser,
t e g e n
[verweerder],wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 2656279 CV EXPL 13-33226 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 november 2014;
b. het arrest in de zaak 200.167.544/01 van het gerechtshof Amsterdam van 19 april 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De dagvaarding voldoet niet aan de eisen van art. 407 lid 3 Rv omdat daarin geen advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen. Aan [eiseres] is de gelegenheid gegeven dit verzuim te herstellen door uiterlijk 23 september 2016 alsnog een advocaat bij de Hoge Raad te stellen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [eiseres] in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 16 december 2016.
Conclusie 28‑10‑2016
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Niet-ontvankelijkheid; in dagvaarding is geen advocaat bij de Hoge Raad aangewezen (art. 407 lid 3 Rv). Verzuim niet hersteld binnen daarvoor gegeven termijn.
16/04401
Mr. F.F. Langemeijer
28 oktober 2016
Conclusie inzake:
[eiseres]
tegen
[verweerder]
1. In een geding voor de rechtbank Amsterdam heeft [verweerder] (als verhuurder) een vordering tegen [eiseres] (de huurster) ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomsten en tot ontruiming van het gehuurde, met nevenvorderingen. In reconventie heeft de huurster een vordering ingesteld tot opheffing van gebreken aan het gehuurde. Bij vonnis van 17 november 2014 heeft de kantonrechter in genoemde rechtbank de vorderingen in conventie grotendeels toegewezen en de vorderingen in reconventie afgewezen.
2. De huurster heeft hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 19 april 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:1548) heeft het gerechtshof Amsterdam het vonnis bekrachtigd.
3. Bij exploot van 19 juli 2016 heeft de huurster de verhuurder in cassatie doen dagvaarden. In strijd met het bepaalde in art. 407 lid 3 Rv heeft de huurster nagelaten in dat exploot een advocaat bij de Hoge Raad aan te wijzen om haar in het geding in cassatie te vertegenwoordigen, hoewel dit op straffe van nietigheid is voorgeschreven. Met overeenkomstige toepassing van art. 123 lid 1 Rv is de huurster in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 23 september 2016 alsnog een advocaat bij de Hoge Raad te stellen. Zij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. In verzoekschriftzaken leidt een dergelijk verzuim tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep. In rolzaken bepaalt art. 123 Rv dat ontslag van instantie volgt wanneer de eisende partij geen gebruik maakt van de haar geboden gelegenheid tot herstel. Hoewel art. 123 Rv niet van toepassing is verklaard op de procedure in cassatie1., moet worden aangenomen dat art. 418a Rv zich niet verzet tegen toepassing in cassatie van art. 123 waar dat nodig en geëigend zou zijn2.. In dit geval is de gedaagde in cassatie niet verschenen; een ontslag van instantie lijkt daarom minder geëigend3.. De Hoge Raad zou overeenkomstig de tekst van art. 407 lid 3 Rv de nietigheid van de dagvaarding in cassatie kunnen uitspreken dan wel, overeenkomstig het gebruik in verzoekschriftzaken, de niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
4. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekster in haar cassatieberoep.
De Procureur-generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
plv.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑10‑2016
HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773, NJ 2010/212 m.nt. H.J. Snijders, rov. 3.4.3.
Vgl. Groene serie Burgerlijke rechtsvordering, art. 123, aantek. 16 (T.F.E. Tjong Tjin Tai).